Page 150 - In de ban van bloedstolling
P. 150

tie tussen erfelijke en omgevingsfactoren en hun effect op diverse trombotische aandoeningen. Met behulp van statisti- sche gegevens ontdekte Rosendaal dat vrouwen met erfelijke trombofilie zeven keer zoveel kans hebben op veneuze trom- bose als vrouwen zonder de genmutatie. Bovendien vond hij dat in combinatie met verkregen risicofactoren, zoals roken, operatie en bedrust, of andere erfelijke tromboseneigingen, zoals antitrombine-, proteïne C en S deficiënties, het gevaar van trombose al snel verder oploopt. Zijn werk werd in talloze artikelen in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften, zoals The Lancet, Nature en Blood, gepubliceerd. Rosendaal wordt internationaal alom gezien als autoriteit op zijn vakge- bied en ontving voor zijn werk onder andere de Spinozapre- mie – een van de hoogste wetenschappelijke prijzen in Ne- derland.
De Leidse statistische onderzoekers stortten zich tevens op een zeer controversieel onderwerp. De Wereld Gezondheids- organisatie (WGO) had een grootschalige studie in armere lan- den gedaan waaruit bleek dat de derde generatie anticoncep- tiepil met een hoger oestrogene component kan leiden tot groter risico op trombose dan andere pillen. Toen fabrikant Or- ganon hen vroeg deze bevindingen te weerleggen, kwamen de stollingsonderzoekers van het AZL desalniettemin tot de- zelfde conclusie als de WGO. Als gevolg van dit onderzoek werd het gehalte oestrogeen, de veroorzaker van de trom- boseneiging, in de pil verlaagd. Het onderzoek naar het effect van de anticonceptiepil op veneuze trombose bracht bijna de hele Nederlandse stollingswereld bijeen en resulteerde uitein- delijk in een overzichtsartikel in The New England Journal of
126


































































































   148   149   150   151   152