Page 234 - In de ban van bloedstolling
P. 234

beperkte informatie geven over het totale trombinevormings- proces. De totale trombinevorming wordt meestal uitgedrukt in twee parameters, de maximale trombineconcentratie, dus de waarde van de piek van de curve, en het oppervlak onder de curve.
Dit oppervlak wordt de endogene fibrine potentiaal (ETP) ge- noemd, omdat de hoeveelheid werk dat het gevormde trom- bine in potentie kan afleveren evenredig is met de concentra- tie van trombine en met de tijd dat het aanwezig is. De ETP is voor een bepaalde persoon praktisch constant, maar tussen personen varieert hij geweldig. Als we de gemiddelde ETP van de bevolking 100 procent noemen, is de waarde bij ongeveer een kwart van de bevolking hoger dan 120 procent en bij onge- veer een ander kwart onder de 80procent. Wie boven de 120 procent zit heeft minstens vijf keer zoveel kans op trombose dan wie onder 80 procent zit. De kans op bloeding neemt pas serieus toe als de waarden onder 30 procent dalen. Alle an- tistollingsmiddelen werken door de ETP te verlagen. Waarden tussen de 40 en 60 procent zijn het venster waarbinnen de kans op trombose en bloedingen minimaal is.
De TG-bepaling in stollingsonderzoek en behandeling
Béguin paste de TG- techniek vervolgens toe om de rol van bloedplaat- jes bij de trombinevorming nader te bestuderen. Zij nam in haar proeven waar
dat het gevormde fibrine de stollingsactiverende rol van
210


































































































   232   233   234   235   236