Page 195 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 195

XII. Lyseerders en de hemostatische balans 183
‘It was obvious now that a regulated balance between fibrin formation and resolution exists in the body, the regulation depending on the availability of activators of plasminogen and the presence of inhibitors, and directed by the ability of fibrin to adsorb the active agents. This localizes the proteolytic effect to positions where fibrin is formed and deposited. This would seem a trivial remark. However, in the body fibrin is formed where thromboplastin induces coagulation, and this occurs where tissue damage has led to exposure of tissue thromboplastin. Tissue thromboplastin is bound to solid cell constituents and remains largely at the damaged area, where it causes the formation of a protective layer of fibrin. Fibrin then acts, together with vasoactive compounds, as a hemostatic barrier.’
Het werk van Astrup concentreerde zich aan het eind van de jaren vijftig op enerzijds een vergelijking van fibrinolytische processen in uiteenlopende weefsels en anderzijds een opti- malisatie van de fibrineplaat-methode. Dit laatste werk werd in Kopenhagen gedaan door de Nederlander Pieter Brakman en was het onderwerp van diens proefschrift, dat hij in 1967 aan de Universiteit van Amsterdam verdedigde.25
Zoals gezegd verplaatste Tage Astrup zijn werk in 1961 naar de Verenigde Staten, waarbij hij werd vergezeld door zijn inmiddels vaste medewerker Brakman. Laatstgenoemde wierp zich op de eigenschappen van fibrinolyse - en met name weefsel plasminogeenactivator (t-PA) - bij patiënten met uiteenlopende ziekten. Ook werd een goede bron van t-PA gezocht en gevonden in eierstokweefsel van de zwangere zeug. Toen konden er sterk gezuiverde tPA- preparaten geïsoleerd worden. In 1958 was in Engeland een belangrijke vinding gedaan. A.S. Todd had gevonden dat zich in de vaatwand van aders - meer in het bijzonder het endotheel - t-PA bevindt, terwijl dit materiaal niet werd aangetroffen in slagaders. Het fenomeen van fibrinolyse bleek bijzonder complex doordat er naast de uit weefsel afkomstige activator in bloed een humoraal precursor-activatorsysteem bleek te bestaan alsmede remmers van de activator en van het plasmine!26 In 1963 vatte Kurt N. von Kaulla, Duitser van geboorte maar in 1952 geëmigreerd naar Denver (Colorado), de stand van de kennis rond fibrinolyse samen in onderstaande figuur.
Met weefsel plasminogeenactivator (t-PA) was een stof gevonden waarmee het - zonder overdreven fantasie - mogelijk zou moeten zijn om stolsels in het lichaam te verwijderen. Nu waren stolsel-lyserende agentia zoals het eerder genoemde streptokinase en urokinase al wel langer bekend, maar het feit dat t-PA een lichaamseigen stof is opende een perspectief voor t-PA als potentieel trombolyticum. Alleen al in 1960 werden drie grote internationale congres- sen aan fibrinolyse gewijd. Eén daarvan was het congres georganiseerd door Irwin S. Wright met als titel Thrombolytic activity and related phenomena.28 Op dat congres waren vier Bel- gen aanwezig: Marc Verstraete en Jos Vermylen uit Leuven; J. Roskam uit Luik en H. Tagnon uit Brussel, maar geen enkele Nederlander. Later in dit hoofdstuk zullen we zien dat Belgische wetenschappers een belangrijke rol zouden spelen in zowel de preklinische als de klinische ontwikkeling van trombolytische agentia.
Eén van de Amerikaanse deelnemers aan dat congres was Sol Sherry (zie ook hoofd- stuk XVII) die een afsluitende lezing hield over het vooruitzicht op het therapeutisch gebruik van nieuwe trombolytische agentia. Hij concludeerde dat het meten in bloed van lytische en- zymen, pro-enzymen, activatoren, proactivatoren en remmers inmiddels mogelijk was maar dat toepassing in de kliniek alleen rationeel kon plaatsvinden als er gedegen evaluatiestudies werden uitgevoerd.29 De in New York geboren Sherry had gewerkt aan fibrinolysines geïso- leerd uit streptokokken en deze lysines toegediend aan patiënten met bijvoorbeeld ernstige koorts. Zoals kenmerkend is voor Amerikaanse wetenschappers, had hij vaak op verschillen- de plekken gewerkt, onder meer in New York, Baltimore, Cincinnati, St. Louis en tenslotte in Philadelphia, aan de Temple University. Daar richtte hij in 1971 een gespecialiseerd centrum


































































































   193   194   195   196   197