Page 217 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 217
XIII. De molecularisering van gedoneerd bloed 205
Fragmentering van bloed is niet alleen nuttig om de bloedproducten te zuiveren en de ont- vanger niet te belasten met componenten die schadelijk kunnen zijn (bijvoorbeeld als gevolg van het opwekken van antistoffen tegen lichaamsvreemde leukocyten). Met fragmentering kunnen ook meer patiënten met eenzelfde hoeveelheid plasma behandeld worden. Al in de jaren vijftig konden er uit vier eenheden bloed, bestanddelen worden gewonnen waarmee 23 ziektebeelden (patiënten) konden worden behandeld. Met bloedcomponenten was er indertijd al een bloedeconomie op te bouwen.7
Met het fragmenteren van plasma in componenten kon dat uitgroeien tot een internationale business waarbij zowel bloedbanken als farmaceutische bedrijven zijn betrokken. De strek- king van deze paragraaf zal nu wel duidelijk zijn: toen bloedtransfusiediensten zich beperkten tot vol bloed en bloedcelconcentraten, bleven deze bijna per definitie beperkt tot binnen de landsgrenzen, terwijl fragmentering het mogelijk maakt dat bloedplasmafracties over de hele wereld worden verplaatst. Niet verwonderlijk is dat dit leidt tot een vermenigvuldigen van het infectiegevaar. De andere schaduwzijde van deze globalisering is een mogelijke erosie van de betrokkenheid van bloeddonors, doordat niet meer aan het gevoel van ‘je nabuur helpen’ wordt geappelleerd.
XIII.2 Volbloed en plasma: het tweesporenbeleid van het Nederlandse Rode Kruis
In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog had het Nederlandse Rode Kruis een beleid waarin op twee manieren donors werden geworven respectievelijk bloed werd verwerkt. In de eerste plaats wierven de afdelingen van het NRK met veel inzet bloeddonors voor de lokale, aan ziekenhuizen verbonden bloedtransfusiediensten (BTD’s). Dat ging over geregistreerde en gekeurde donors. Gaandeweg werden de werkzaamheden van de lokale bloedtransfusie- diensten overgenomen door regionaal georganiseerde Rode Kruis bloedbanken. Zij zamelden bloed, rode bloedcellen en bloedplaatjes in, ieder met een beperkte houdbaarheid, voor gebruik op de korte en de middellange termijn. Er werden 22 regionale, autonome stichtingen gevormd waarin de (lokale) NRK-afdelingen en de ziekenhuizen participeerden.
Zo’n regionale bloedbank nam van de BTD’s de taak over van het registreren en oproe- pen van donors en van het medisch keuren, alsmede de taak van het bloed afnemen, bewa- ren, distribueren en eventueel bewerken. De donorwerving bleef in eerste instantie een taak van de NRK-afdelingen, ofschoon de bloedbanken dit werk uiteraard steunden. Er werd een Centrale Medische Bloedtransfusie Commissie (CMBC) ingesteld om als coördinerend nati- onaal Rode Kruis-orgaan ten aanzien van die regionale bloedbanken, en later ook het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB), te functioneren.
De tweede manier van bloed inzamelen verliep via de werving van donors bij de zogeheten plasmacampagnes van het CLB. Het CLB had als taak geconserveerd bloedplasma en afzon- derlijke plasmaproducten te bereiden. Los van het werk van de bloedbanken moesten voor het CLB donors worden geworven en dat gebeurde met dergelijke campagnes. Deze werden georganiseerd door medewerkers van de plaatselijke Rode Kruis afdelingen; in 1979 waren dat er ongeveer 250. Tijdens de plasmacampagne-avonden vulden alle donoren een uitgebreid enquêteformulier in met relevante gegevens over hun gezondheid en de voorgeschiedenis (m.n. vroegere ziektes en ingrepen). Wanneer uit de antwoorden bleek dat er afwijkingen waren werd met de arts van de campagne overlegd of er bloed mocht worden afgestaan en of de donor naar de huisarts moest worden verwezen. Ook werd routinematig de bloeddruk gemeten en werd het hemoglobinegehalte bepaald, op grond waarvan werd besloten of de betreffende donor al dan niet bloed mocht geven. De controle op het afgenomen bloed vond