Page 220 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 220

208 Bloedstolling en bloedingsneiging XIII.4 Cryo’s, concentraat en aids: een verhit debat
Opkomende infectieziekten bij de mens staan altijd sterk in de publiciteit. Voorbeelden uit de 21ste eeuw zijn pandemische griepvirussen zoals de Mexicaanse griep, SARS en recen- telijk Ebola. Voor Nederland staan deze dreigende problemen echter in de schaduw van het aids-probleem uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Het Acquired Immune Deficiency Syndrome was enerzijds een seksueel overdraagbare ziekte, anderzijds bleek deze ook over- gedragen te worden via bloedcontact en dus ook bloedtransfusies. Enkele jaren na de duiding van het aids-syndroom werd aangetoond dat deze ziekte wordt verwekt door een zogeheten retrovirus, het Human Immunodeficiency Virus of hiv. Ontvangers van bloed en bloedpro- ducten liepen het risico van een besmetting met hiv en dus van de ontwikkeling van aids. Slachtoffers langs deze route waren aanvankelijk hoofdzakelijk patiënten met hemofilie die met het virus verontreinigde stollingsproducten ontvingen (partners konden vervolgens via seksueel contact worden geïnfecteerd) en ontvangers van bloedtransfusies.
Omdat hemofiliepatiënten hun hele leven lang stollingsproducten moeten inspuiten zijn zij erg gevoelig voor elk infectie- of leveringsprobleem dat binnen de (inter)nationale bloed- handel optreedt. Een hemofiliepatiënt is in het verleden regelmatig vergeleken met het kana- riepietje dat door mijnwerkers werd meegenomen de kolenmijn in. Dat hield op met zingen wanneer er te weinig zuurstof in de mijn voorhanden was, duidend op te veel koolmonoxide. Wanneer het vogeltje van zijn stokje ging was het voor de mijnwerkers zaak zich uit de voeten te maken. De analogie met hemofiliepatiënten en infecties zal duidelijk zijn.
Laten we de vroege geschiedenis rond aids en hiv nog even recapituleren. In de loop van 1981 ontvingen de ‘Centers for Disease Control’ (CDC) in de VS de eerste meldingen over een voorheen onbekend ziektebeeld bij homoseksuele mannen. De ziekte uitte zich door infec- ties met ziektekiemen die onder normale omstandigheden geen ziekte veroorzaken, vandaar de benaming ‘opportunistische infecties’. Markant was het vóórkomen van Kaposi-sarcoom (een specifieke vorm van huidkanker). In december 1981 verscheen de eerste publicatie over vier patiënten met deze ziekte.17 In 1982 volgden meer meldingen van patiënten met deze mysterieuze ziekte en werden ook enkele gevallen beschreven bij patiënten met hemofilie.
In de tweede helft van 1982 presenteerde de firma Hyland (dochter van het internati- onale bedrijf Baxter) hemofil-T, dat wil zeggen hittebehandeld stollingsfactor VIII, aan de Nederlandse hemofiliebehandelaars. Het voordeel van het product zou zijn dat hierbij minder hepatitis voorkomt, daarmee implicerend dat een potentieel aanwezig hepatitisvirus met de hittebehandeling zou zijn geïnactiveerd. In het tijdschrift Blood van november 1982 verscheen een artikel van vier Amerikaanse onderzoekers over de resultaten van zo’n hittebehandeling.18 Rond die tijd waren er berichten over de epidemiologische link tussen aids enerzijds en bloedtransfusie en hemofilie anderzijds. Enige tijd later werd hittebehandeling toegepast op stollingsfactorpreparaten in de hoop daarmee een eventueel aids-agens uit te schakelen. In de VS had Hyland toestemming gekregen om haar hittebehandeld factor VIII preparaat in de handel te brengen.
De reeds genoemde journalist Piet Hagen publiceerde in de zomer van 1983 een artikel in Faktor, het nieuwsblad van de NVHP, waarin hij gewag maakte van het bestaan van de hittebehandeling van stollingsfactorpreparaten ter voorkoming van besmetting met hiv. Maar zoals uit het zuiveringsproces van factor VIII bekend was, is dat eiwit bijzonder labiel en ook gevoelig voor warmte, hetgeen effect heeft op het rendement van het isoleren van factor VIII uit plasma. In datzelfde artikel waarschuwde hij tevens dat hittebehandeld factor VIII struc- tureel kon zijn veranderd en dus ongewenste immuunreacties zou kunnen oproepen (in het geval van factor VIII worden dergelijke stoffen ‘remmers’ genoemd). Hagen concludeerde19:


































































































   218   219   220   221   222