Page 221 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 221

XIII. De molecularisering van gedoneerd bloed 209
‘Voorlopig is er nog een grote vraag naar Nederlandse cryoproducten en concentraten. Als in de toekomst echter zou blijken dat verhitting van stollingsfactoren (enige) garantie kan bieden tegen besmetting met hepatitis en - misschien - AIDS, dan ontstaat een nieuwe situatie. Veel zal dan afhangen van de snelheid waarmee bloedbanken en CLB op nieuwe ontwikkelingen inspelen. Op dit moment doet het CLB wel onderzoek naar de mogelijkheid van verhitting. Men wil echter eerst meer gegevens hebben over de mogelijke voor- en nadelen, voordat men verdere stappen onderneemt.’
In de winter van 1982/3 werd ook onderzoek bekend waaruit bleek dat bij hemofiliepatiënten die met factor VIII-concentraat waren behandeld, een verstoring van de cellulaire immuniteit was opgetreden. Dat zou op aids kunnen wijzen. Patiënten die met cryoprecipitaat waren be- handeld vertoonden die afwijking niet. Het leek aanbevelenswaardig om weer terug te gaan naar cryo’s als behandeling van hemofilie A, maar de medische wereld en de patiëntenorga- nisaties waren hierover niet unaniem. Aan het eind van 1983 waren er, voor zover bekend, in de hele wereld enkele tientallen aids-slachtoffers onder hemofiliepatiënten.
Opnieuw diende er zich dus een dilemma aan voor de patiënt en zijn behandelaar. Ener- zijds was er de keuzemogelijkheid voor behandeling met cryoprecipitaat, een bij lage tempe- ratuur in plasma ontstaan neerslag. Meestal werd het cryoprecipitaat van een viertal donors gemengd en na al of niet gevriesdroogd te zijn, als oplossing toegediend. Het preparaat gaf nogal eens nevenreacties omdat er naast factor VIII een grote hoeveelheid andere eiwitten werd ingespoten. Daarnaast was er het factor VIII-concentraat dat in charges, elk bestaande uit een groot aantal plasmadonaties (meer dan duizend!), werd gezuiverd en gedroogd. Hierbij was sprake van een veel groter risico van besmetting met het aids-agens.
Inmiddels was er in de VS een hittebehandeld factor VIII-concentraat in de handel (zie boven). Wanneer de patiënt of de behandelend arts aan dit concentraat de voorkeur gaf boven cryo’s, kon men proberen het product in handen te krijgen.
Naast inactivering van het aids-agens was het natuurlijk ook mogelijk om de kans op in- fectie via de bron, de bloeddonor, zo klein mogelijk te maken. Vanaf november 1984 kwamen de eerste aids-tests beschikbaar voor experimenteel gebruik en in april 1985 voerde het CLB de aids-test in voor controle van de plasmadonaties. In de maanden daaropvolgend voerden ook de Nederlandse bloedbanken de aids-test algemeen in. Een probleem van deze tests was echter dat zij de aanwezigheid diagnosticeerden van antistof tegen het hiv-virus. Daarom bleef er een gevaarlijke window bestaan tussen het moment van infectie en het verschijnen van an- tilichamen die met de test aangetoond konden worden. Het donorsysteem van de bloedbanken waar veelal een langdurig contact met ‘vaste’ donors gebruikelijk was, leek dus de voorkeur te hebben boven de plasmacampagnes waar meer de ‘gelegenheidsdonor’ op af kwam. Een voordeel van de plasmacampagnes was echter dat deze zich hoofdzakelijk afspeelden in klei- nere dorpen waar de prevalentie van hiv significant lager was dan in grotere steden.20
In een brief van 23 februari 1983 had de NVHP gewaarschuwd dat aids veroorzaakt zou kunnen worden door besmette stollingsfactorpreparaten. Een maand later publiceerden de Nederlandse hemofiliebehandelaars in Faktor de aanbeveling om gebruik van factor VIII- producten uit de VS zoveel mogelijk te beperken, en het advies aan diegenen die werden behandeld met concentraat om over te stappen op cryoprecipitaat.21 Later werd dit advies aangevuld met de suggestie om wanneer men tóch concentraat wilde gebruiken, dan factor VIII te kiezen dat was bereid uit het plasma van Nederlandse donors.
In augustus 1984 sloot het CLB een overeenkomst met de firma Hyland over het ver- krijgen van een licentie voor hittebehandeling. In de herfst van dat jaar kwamen de eerste aids-tests in Nederland beschikbaar voor experimenteel gebruik. Dat opende, in principe, de mogelijkheid om bloeddonors te testen op het inmiddels ontdekte hiv-virus (toen nog


































































































   219   220   221   222   223