Page 225 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 225

XIII. De molecularisering van gedoneerd bloed 213
Binnen de Nieuwe Biotechnologie wordt gebruikgemaakt van het recombineren van ge- netisch materiaal. Aanvankelijk stond dit bekend als genetische manipulatie maar later werd er - vooral door diegenen die er in het lab aan werkten - de voorkeur aan gegeven om dit genetische modificatie te noemen. Het herordenen van genen vindt ook plaats bij het klas- sieke fokken en veredelen van nieuwe rassen, maar de uitkomst ervan hangt af van het toeval waarna selectie plaatsvindt. Binnen de Nieuwe Biotechnologie wordt met specifieke enzy- men genetisch materiaal geknipt en geplakt hetgeen leidt tot een transgeen dier of transgene plant of cellijn. Dergelijk ingrijpen in de natuur leidde vanaf de jaren zeventig tot emotione- le maatschappelijke discussies die indertijd bekend stonden als het recombinant-DNA-debat. De algemene opinie onder Nederlanders was erg kritisch ten opzichte van de Nieuwe Biotech- nologie omdat op voorhand niet duidelijk was wat de risico’s zouden kunnen zijn, zoals het in de natuur vrijkomen van genetisch veranderde planten of micro-organismen die op termijn onbeheersbaar zouden blijken te zijn.
In Nederland is de toepassing van recombinant-DNA-technologie in de landbouw (de Groene Nieuwe Biotechnologie) nog steeds een heikel punt. Heel anders ligt dat bij de toe- passing van de Nieuwe Biotechnologie in de gezondheidszorg. De grote behoefte aan veilige stollingsfactoren heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de maatschappelijke acceptatie van de Rode Nieuwe Biotechnologie, met de NVHP als een belangrijke stem in dit debat.
De coördinator van de NVHP, Cees Smit, zou zich namens de vereniging een groot voor- stander tonen van langs biotechnologische weg geproduceerde bloedstollingsfactoren. An- derzijds zag hij ook wel de beperkingen en risico’s van de nieuwe werkwijzen.30 Smit was voorzitter van de European Platform for Patients’ Organisations - Science and Industry en tevens lid van het Steering Committee van het European Hemophilia Consortium. Naar zijn opvatting had de Nederlandse bevolking over het algemeen een verkeerde opvatting over wat de nieuwe technieken inhielden. Dat zou een gevolg zijn van de manier waarop deze technie- ken werden gepresenteerd, resulterend in Frankenstein-achtige spotprenten die een eenzijdig beeld opriepen. Een voorbeeld daarvan werd gegeven op een EuropaBio Congress waar het transgene schaap Dolly het icoon werd van uit de hand gelopen publiciteit31:
‘Why was Dolly an immediate and global media event with a negative impact on the public understan- ding of modern biotechnology? One possible reason might be the lack of background information given by the media. Hardly anybody, for instance, pointed out the fact that virtually the same cloning expe- riment had been done with frogs more than 30 years ago. However, I believe the main reason was that the aim of the cloning experiment was inadequately demonstrated. The fact that this cloning procedure enables ‘copying’ animals with a particularly high level of productivity of a pharmaceutical was not made clear. The public is concerned about where science is leading to: their understanding and accep- tance will be enhanced if a plausible health care benefit can be shown from the new technology’.
Smit zette uiteen dat de perceptie van de Nieuwe Biotechnologie heel anders zou kunnen zijn wanneer werd uitgelegd wat de betekenis was van de Nederlandse transgene stier Herman voor de patiënt. Een vrouwelijk nageslacht van een stier à la Herman maar dan met een in- gebracht gen voor stollingsfactor VIII, zou in principe in staat zijn in de melk het extra eiwit factor VIII te leveren: ‘And when this technique could be transferred to a production-level farm with 150 to 200 cows, one could say that such a farm is sufficient to give the 28.000 hemophiliacs in Europe optimal treatment. 150 to 200 cows instead of the millions of donations of blood plasma that are needed now in Europe. And possibly this potential could also lead to substantial savings in health care costs.’


































































































   223   224   225   226   227