Page 234 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 234
222 Bloedstolling en bloedingsneiging
Kadertekst XIV.1
Overzicht stollingsproducten
Vanaf 1992 werd in het nieuwsblaadje Faktor systematisch een totaaloverzicht gegeven van de in Nederland beschikbare binnen- en buitenlandse stollingspreparaten. Leveranciers waren: het CLB, de Rode Kruis bloedbanken van Friesland, Den Haag en Noord-Limburg, Armour / Porton Speywood, Baxter, Behring, Ferring, Novo Nordisk Farma, Bayer Ne- derland, en Immuno.12 Uiteraard werden in het NVHP-lijfblad al veel eerder nieuwe ont- wikkelingen besproken zoals rond de recombinant-DNA-producten, die in de jaren 1980 in de pijplijn zaten.
gelijke high-pool preparaten werden ook door het CLB gemaakt, waarbij tijdens ‘plasma- campagnes’ in de regio grote hoeveelheden plasma werden gepoold; zie ook hoofdstuk XIII). Voorts kwam daaruit naar voren dat high pool concentraten welke afkomstig waren van niet- betaalde donoren (bijvoorbeeld PPSB afkomstig van het CLB te Amsterdam) veiliger leken te zijn dan die afkomstig van betaalde donoren (buitenlands factor VIII-concentraat).13 Dit leek erop te duiden dat wanneer voor het doneren van bloed wordt betaald, dit een bepaald cohort donoren aantrekt die vanwege het geld bereid zijn niet de waarheid te spreken over hun gezondheid.14 Door voor bloed te betalen kon een systeem ontstaan waarin bloedproducten handelswaar zijn, dus sterk afwijkend van een donorsysteem op basis van een sociaal appèl. Samengevat leidde de technologie van bloedfractionering tot internationale handel en aldus tot een ondermijning van bloeddonatie vanuit onbaatzuchtigheid.
Maar behalve infectiegevaar en afkalving van het om-niet donorprincipe was er nog een derde probleem. Bij een donatie vanuit sociaal motief werd aangenomen dat al het bloed werd gebruikt. De groeiende behoefte aan factor VIII bij het overschakelen op concentraat van Ne- derlandse makelij leidde echter tot een ethisch probleem. Stollingsfactoren werden gezuiverd uit bloedplasma en bij die bereiding resteerden de bloedcellen. Voor dat celmateriaal was onvoldoende afzet zodat er niets anders overbleef dan het te vernietigen, maar dat werd als niet-ethisch handelen beschouwd omdat het nu eenmaal om een gift ging. Hiervoor was in principe een technische oplossing mogelijk: plasmaferese. Dit was een techniek stammend uit de jaren vijftig die in een Spaans laboratorium, Laboratorios Grifols, was uitgevonden. Bij die techniek werd bloed afgenomen dat buiten het lichaam werd gecentrifugeerd, waarna de erytrocyten werden teruggetransfundeerd. Op deze manier konden commerciële bloedban- ken per jaar tot wel 50 liter bloedplasma per donor oogsten. Dit leidde tot een groot voordeel voor de commerciële farmaceutische industrie, die ferese-donoren aanzienlijke verdiensten kon bieden en zich zo tot de winstgevende bloedcomponenten konden beperken, zonder dat zij zich over een nuttige bestemming voor de vormelementen hoefden te bekommeren.15
De behoefte aan factor VIII-preparaten in Nederland steeg gaandeweg omdat de over- sterfte welke hemofilie altijd had gekenmerkt ten opzichte van de normale bevolking, aan het afnemen was. De behandelingen hadden klaarblijkelijk succes en met het afnemen van de sterfte nam de behoefte aan preparaten toe.16
In de jaren 1990 bestond de groep van hemofiliepatiënten uit uiteenlopende ziekte- cohorten. Onder oudere mensen met hemofilie kwamen problemen aan het bewegingsappa- raat voor. Bij ‘ouder’ moet dan gedacht worden aan een leeftijd van 35 tot 45 jaar, geboren voor 1970. Deze groep had in zijn jeugd niet de beschikking gehad over de stollingsproduc- ten die aan het eind van de 20ste eeuw ter behandeling van een bloeding werden gebruikt. Al vanaf hun jonge jaren had deze groep een slechte spier- of gewrichtsfunctie als gevolg van de