Page 24 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 24

12 Bloedstolling en bloedingsneiging
In dit boek zullen de vier aangeduide perioden - traditioneel (premoleculair), moleculari- sering, genetisering en individualisering - gekenschetst worden in termen van actoren zoals artsen, wetenschappers en, in steeds belangrijker mate, patiënten. Uiteenlopende wetenschap- pelijke disciplines en instituties zijn bepalend (geweest) voor het ontwerpen en vormgeven van het trombose- en hemostaseveld in Nederland in de 20ste en 21ste eeuw. Binnen elk van de vier perioden willen we analyseren hoe ordeningen, structuren en informatiestromen op lokaal, regionaal, landelijk en internationaal niveau in elkaar zijn overgegaan. En waar er positieve en negatieve feedback-lussen zijn opgetreden zodat er een - voor de betreffen- de periode specifieke - infrastructuur ontstond. Interessante domeingrenzen, breukvlakken en scheidslijnen zijn bijvoorbeeld arts-patiënt relaties, kliniek-versus-laboratorium, arts-versus- natuurwetenschapper, regionale-landelijke-internationale organisaties, et cetera. En binnen de natuurwetenschap zelf de discussies over welke laboratoriumbepalingen te prefereren zijn, conflicten over intellectueel eigendom, onderzoeksfinanciering, wettelijke regelgeving, et ce- tera.
Uit de literatuur rond (informatie-)infrastructuren komt naar voren dat juist de overgangen - de transities - tussen heterogene systemen cruciaal zijn voor de totstandkoming en efficiëntie van een infrastructuur. Wanneer men er niet in slaagt om een dergelijke transitie te bewerk- stelligen, dan ontstaat uiteraard een haperende infrastructuur. Bij T&H kunnen we bij transi- ties bijvoorbeeld denken aan de communicatie tussen huisartsenpraktijk, consultatiebureaus, specifieke klinieken, algemene ziekenhuizen, farmaceutische industrie, regelgeving vanuit de overheid, en niet te vergeten de patiënt in het ziekenhuis, de poli of thuis. De aansluitingen tussen dergelijke systemen zijn gateways of ‘omvormers’. In de LTS-literatuur worden derge- lijke gateways gedefinieerd als technologieën en standaarden die in uiteenlopende gemeen- schappen of praktijken worden toegepast. Bij het tot stand brengen van een goed lopende infrastructuur is het belangrijk dat geïmproviseerde en specifieke gateways worden omge- vormd tot generieke gateways. Een verder aspect uit de LTS-literatuur is dat er sprake kan zijn van reverse salients: kritische, onopgeloste problemen die technisch van aard kunnen zijn maar ook vaak hun oorsprong hebben in het sociale netwerk en de organisatie.
Een verder kenmerk van een infrastructuur is dat een dergelijk systeem een eigen fixatie gaat krijgen die vervolgens niet meer gemakkelijk is open te breken. Doordat organisaties en individuen de infrastructuur gaan gebruiken - en er aldus deel van gaan uitmaken - raken kleinschalige, lokale elementen gekoppeld aan de services vanuit de infrastructuur op een hoger niveau. Daardoor ontstaat een zogeheten pad-afhankelijkheid van werken, die zowel positief of negatief kan uitwerken voor vernieuwingen binnen het T&H-veld.
Die pad-afhankelijkheid illustreert dat het problematisch is om wetenschappelijke uit- vindingen, zoals een nieuwe stollingstest of een nieuw antistollingsfarmacon, tot een daad- werkelijke uitvinding te maken en deze (met winst) te vermarkten. Een succesvolle, nieuwe vinding zal namelijk niet alleen een ‘oud’ bepalingsapparaat in het laboratorium of een ‘oud’ geneesmiddel overtollig maken, maar ook hele andere gateways vereisen om de infrastructuur te hervormen. Gebruikers hebben namelijk geïnvesteerd in apparatuur en organisatie en zien niet graag dat eerdere investeringen voortijdig moeten worden afgeschreven en nieuwe inves- teringen moeten worden gedaan. Een dominant, algemeen geaccepteerd systeem wordt maar moeilijk verlaten omdat voor een dergelijke transformatie geld, tijd, aandacht, hernieuwde training en coördinatie noodzakelijk zijn.


































































































   22   23   24   25   26