Page 256 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 256
244 Bloedstolling en bloedingsneiging Foto XV.4
Lode LC-60 (uit: collectie Star-MDC, Rotterdam; foto: Alex Ruiter)
naar de reactiekamer geslingerd, waarna de reactie begon. De voortgang van de reactie werd dan verticaal door de rotor heen gemeten voor elk monster.
Op basis van deze techniek bouwde Instrumentation Laboratory een reeks ACL- stollingsmeters. De meest succesvolle was een instrument waarbij de stolling niet werd geme- ten als de snelheid van fibrinevorming maar als de vorming van trombine, dat gemeten wordt met behulp van een chromogeen substraat waarvan de proteolyse leidt tot kleurvorming (ge- woonlijk door het ontstaan van para-nitroaniline), gemeten bij 405 nm.
In de jaren 1980 werd een hele reeks ACL-machines geproduceerd (de ACL x100 series) waarmee hetzij stolling bij 660 nm hetzij kleurvorming bij 405 nm kon worden gemeten.36 De ACL 300R was een instrument dat geschikt was voor research-doeleinden. Coen Hemker zou overigens een reguliere ACL laten ombouwen tot een exemplaar voor onderzoeksdoeleinden; dat kon klaarblijkelijk ook.37 In 1991 kwam de ACL x000 series op de markt. Al dergelijke apparatuur, zoals die van Lode en ACL, werd door de Nederlandse trombosediensten gebruikt met een groot scala aan biologische reagentia. Zoals gezegd was het RELAC-laboratorium opgericht om hierbij standaardisatie en kwaliteitscontrole te ontwikkelen.
Bij de laboratoriumcontrole op behandeling met orale antistollingsmiddelen hadden de trombosediensten - zoals al eerder geschreven in de hoofdstukken III en VI - aanvankelijk bijna allemaal Trombotest als reagens in gebruik, zij het met uiteenlopende apparatuur. De standaardisatie van stollingsbepalingen werd nog complexer toen er uiteenlopende trombo- plastines werden gebruikt terwijl ook de instrumenten verbeteringen ondergingen en op nieu- we meetprincipes werden gebaseerd.
RELAC probeerde zoveel mogelijk om van al die instrumenten een exemplaar aan te ko- pen om zo kalibratie van de reagens-apparaat combinatie te kunnen uitvoeren. In 1982 werd een Lode-coagulometer LC-78 aangeschaft en in 1988 een LC-60. In 1988 kreeg het laborato- rium ook de beschikking over een ACL300 en een Behring Chromotime systeem. Het aantal permutaties van reagentia en instrumenten werd bijna astronomisch maar uiteraard werden slechts enkele combinaties in de praktijk toegepast. In de regel werd een bepaald reagens maar op één of enkele verschillende apparaten gebruikt. Zo moesten in 1991 door RELAC