Page 258 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 258

246 Bloedstolling en bloedingsneiging
Kalibreren houdt in dat er een mathematische relatie wordt bepaald tussen de stollings- tijden gemeten met een nieuw tromboplastine en de stollingstijden van een referentietrom- boplastine. In de meeste gevallen kan het resultaat van een kalibratie worden gerapporteerd met twee grootheden: de international sensitivity index (ISI) en de mean normal prothrombin time (MNPT). Met deze twee grootheden kan men de zogenaamde ‘International Normalised Ratio’ (INR) van een patiënt berekenen (vide infra).
Naast de interne kwaliteitscontrole, die door elk laboratorium dagelijks diende te wor- den uitgevoerd, was het van essentieel belang dat ook aan externe kwaliteitsbewakings- programma’s werd meegedaan.39 Zowel voor interne als externe kwaliteitscontrole was het wenselijk dat het controlemateriaal zo veel mogelijk lijkt op het regulier te meten materi- aal: de routine wordt dan niet doorbroken en de kwaliteitsmonsters worden niet anders ver- werkt dan de patiëntenmonsters.40 Aanvankelijk was er voor een stollingsbepaling in vol- bloed, zoals die met Trombotest, geen controle-materiaal c.q. controle-bloed voorhanden. In de eerste helft van de jaren zeventig lukte het om ‘kunstbloed’ te bereiden met behulp van O-positieve erytrocyten die met oxychinolinesulfaat (Superol®) waren gestabiliseerd. Later bleek dat dit Superol® tevens de bloedmonsters beschermt tegen bacteriële groei. Aan deze erytrocyten konden allerlei plasma’s worden toegevoegd zoals diepgevroren plasmapools van patiënten van een trombosedienst, gevriesdroogde plasmapools eveneens afkomstig van patiënten, gevriesdroogd normaal plasma en commercieel verkrijgbaar gevriesdroogd plasma. Met dergelijk kunstmatig bloed was het in 1974 mogelijk te starten met een extern contro- leprogramma voor laboratoriumkwaliteit voor de Trombotest-bepaling.41 In 1977 werd het ook voor andere laboratoria dan die van de trombosediensten mogelijk om aan het controle- programma deel te nemen. Het aantal deelnemende laboratoria steeg daarna tot boven de 150.
Reeds voorafgaand aan de oprichting van de stichting RELAC op 29 juni 1976 werden in Leiden dus al laboratoriumwerkzaamheden verricht die verband hielden met kwaliteitsbe- waking en standaardisering van de protrombinetijdbepaling.42 Met RELAC werden de werk- zaamheden geformaliseerd en gingen bestaan uit een zestal taken. De eerste was de bereiding van kunstbloed voor de externe kwaliteitscontrole, die werd uitgevoerd in samenwerking met CLB/Sanquin. RELAC leverde de diverse plasma’s (tot einde 2014) en CLB/Sanquin mengde de plasma’s met erytrocyten. Vervolgens werden de controlemonsters door CLB/Sanquin naar de deelnemers gestuurd. Het tweede onderdeel was de tromboplastinekalibratie, m.n. die van Trombotest-batches. Deze werkzaamheden werden mede gefinancierd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, en uitgevoerd volgens een door het RIVM goedgekeurd protocol. De derde taak was de bereiding van controleplasma’s, dat is gepoold gevriesdroogd plasma, afkomstig van restanten bloed van patiënten die onder controle staan bij een trom- bosedienst. Ten vierde verrichte RELAC onderzoek ten behoeve van de karakterisering van referentie- en controleplasma’s (samenstelling, houdbaarheid, stabiliteit et cetera). De vijf- de taak was een prospectief onderzoek naar de waarde van gekalibreerd controleplasma bij de standaardisering van de protrombinetijdbepaling. Bij dit onderzoek werden evenals bij de externe kwaliteitscontrole monsters rondgestuurd, maar hier in de vorm van (gevriesdroogd) plasma. Aan dit onderzoek werkten aan het eind van de jaren zeventig meer dan veertig labora- toria op vrijwillige basis mee. Het onderzoek duurde twee jaar en hielp bij de standaardisering van de protrombinetijdbepaling in Nederland. Ten slotte onderhield het RELAC-laboratorium wereldwijd contacten. Zo werd er voor het Deutsches Institut für Normung gewerkt aan een onderzoek over bloedafname en het bewaren van bloed ten behoeve van stollingsonderzoek. Ook werd samengewerkt in EEG-verband en met het toenmalige Center for Disease Control te Atlanta.


































































































   256   257   258   259   260