Page 259 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 259
XV. Antistolling in Nederland 247
Dergelijke praktische problemen hoorden tot de opdracht van RELAC, maar meer funda- menteel was het probleem van standaardisering van PT-testen. Omdat er door uiteenlopende firma’s allerlei soorten tromboplastines werden geproduceerd, en deze variabele effecten op de PT hadden, was er grote behoefte aan standaardisering. Het ontbreken van standaarden leidde tot gevaarlijke situaties. Wanneer een patiënt (tijdelijk) in een andere kliniek werd behandeld waar men een ander tromboplastinepreparaat gebruikte, was onbekend op welke antistollingsregime de patiënt was ingesteld. Ook was het onmogelijk om in klinische studies te komen tot overeenstemming over de optimale therapeutische range. Dat kon alleen wan- neer de in verschillende laboratoria verkregen protrombinetijden, op basis van verschillende tromboplastines, in eenzelfde eenheid ‘vertaald’ konden worden.
In het Manchester Reference Laboratory had Leon Poller een menselijk tromboplastine bereid dat hij geaccepteerd had gekregen als het British Comparative thromboplastin (B.C.T.). Dit Britse systeem voor antistollingscontrole was in 1969 geïntroduceerd. Niet alleen was het gebaseerd op een specifiek preparaat, maar ook op een uniform systeem van het rapporteren van de protrombinetijd - de British Ratio - en een continu kwaliteitsprogramma waarbij met gevriesdroogde plasma’s werd gewerkt.43 De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) had een systeem voor standaardisatie van de PT voorgesteld waarin elk afzonderlijk tromboplastine werd geijkt ten opzichte van een standaard tromboplastine.44 Deze standaard was een gelyofi- liseerd preparaat van humane hersenen dat in Londen bij -20°C werd bewaard. Dit primaire In- ternationale Referentie Preparaat werd aangeduid met de code 67/40. Voor de ijking (kalibra- tie) van een willekeurig tromboplastinepreparaat werden protrombinetijd-ratio’s bepaald van een groot aantal (bijvoorbeeld 100) verse bloedmonsters van stabiel op antistolling ingestelde patiënten, door te meten met zowel het te ijken preparaat als het referentietromboplastine. De protrombinetijd-ratio werd gedefinieerd als het quotiënt van de stollingstijden van patiënten- plasma (of vol bloed) en de stollingstijd van normaal plasma (of bloed). De met het preparaat 67/40 bepaalde protrombinetijd-ratio werd de International Calibrated Ratio (ICR) genoemd. Wanneer de relatie tussen de protrombinetijd-ratio’s van iedere tromboplastine en 67/40 een- maal bepaald was, kon iedere protrombinetijd worden omgerekend in ICR-eenheden.
Een bepaald type tromboplastine - geproduceerd door een bepaald bedrijf - vertegenwoor- digde veel geld wanneer dat product tot een standaard werd. Zo hadden de Nederlandse trom- bosediensten gekozen voor Trombotest en leidde dat tot aanzienlijk revenuen voor de Noorse producent van dit reagens (zie hoofdstuk III). Producenten lieten dus niet na om hun eigen producten te promoten. Een uitgesproken voorbeeld was Poller uit Manchester die zijn hu- maan tromboplastine op de markt bracht, dat veel beter zou zijn dan enig product vervaardigd uit konijnenhersenen. Het was natuurlijk erg belangrijk welk type tromboplastine op wereld- schaal als standaard werd aanvaard. In Engeland had een medewerker van Rosemary Biggs (zie onder meer de hoofdstukken V-VII), Ken Denson, het probleem van standaardisering op- gepakt. Poller was dan ook diep teleurgesteld toen Biggs in het begin van de jaren 1980 het voorstel deed om Leiden de zetel te doen zijn van het internationale referentielaboratorium, en dit voorstel werd overgenomen.
In Leiden werd aangetoond dat door middel van tromboplastinekalibratie de laboratori- umcontrole van orale antistolling binnen een instituut onafhankelijk werd van het type trom- boplastine en van de bepalingstechniek van de protrombinetijd. Maar daarmee was nog steeds geen internationale standaardisatie tot stand gekomen. Een probleem was dat de bedrijven weinig belangstelling hadden voor zo’n standaardisatie. Loeliger - daarbij gesteund door de secretaris van de Leidse universiteit Hofstee - slaagde erin de elkaar beconcurrerende bedrij- ven erbij te betrekken. Pas na het gereedkomen van de door de EEG in Brussel gecertificeerde