Page 276 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 276
264 Bloedstolling en bloedingsneiging
feit waar zij overigens een halve eeuw eerder zelf aan hadden bijgedragen. Maar binnen der- gelijke schools waren de epidemiologen geïsoleerd geraakt van de kliniek,21 terwijl men in de kliniek toch ook groepen kon bestuderen maar dan wel in direct contact met de kliniek en het laboratorium. In zo’n constellatie was het mogelijk om de epidemiologie te combineren met het zoeken naar oorzaken en risicofactoren. Zo’n praktische invulling van de epidemio- logie was ook koren op de molen van de collectebusfondsen in Nederland; in het bijzonder de Hartstichting (NHS) en het KWF waren al in epidemiologie geïnteresseerd voordat de meeste medische faculteiten erin geïnteresseerd waren. Zo kwam Vandenbroucke eerst te werken (1979-80) op de afdeling epidemiologie van de NHS. Daar moest hij onderzoeksvoorstellen beoordelen op methodologische validiteit. Daardoor leerde hij de meeste cardio-onderzoekers kennen, maar hij wilde eigenlijk zélf onderzoek doen in plaats van andere onderzoekers te be- oordelen.
Het idee om oorzakelijk klinisch epidemiologisch onderzoek te doen werkte Vandenbroucke uit bij de hoogleraar Hans Valkenburg van de Erasmus Universiteit in Rotterdam.22 In 1983 verdedigde hij zijn proefschrift ‘Oral contraceptives and rheumatoid arthritis: Further epidemiologic evidence for a protective effect’ aan de Erasmus Universiteit. In Rotterdam was hij ook in contact gekomen met Nol Cats, onderzoeksleider reumatologie in Leiden.23 Indertijd was Cats een vooraanstaand lid van de Leidse universiteit en het acade- misch ziekenhuis, en mede door de bemoeienis van deze reumatoloog werd Vandenbroucke aangesteld als hoogleraar Klinische Epidemiologie.
Begin jaren 1980 en medio tachtiger jaren kwam er in Nederland een hele beweging op gang van de klinische epidemiologie die ernaar streefde om het getalsmatige denken terug naar de kliniek te brengen - onder meer gestimuleerd door Andries Querido (1912-2001) via de Stimulering Gezondheids Onderzoek. Vandenbroucke was als internist de epidemiologie ingegaan, en werd mee voortgestuwd in deze beweging. Overal in Nederland kwamen leer- stoelen epidemiologie, waarvan vele gericht op de klinische epidemiologie. Voor de leerstoel van Vandenbroucke in Leiden werd die van de Sociale Geneeskunde opgeofferd. De betref- fende hoogleraar ging met pensioen en de opvatting was indertijd: de sociale geneeskunde is te soft, het brengt geen verandering, het zet geen zoden aan de dijk. We hebben harde getallen nodig om nieuwe wegen uit te stippelen! Interessant was dat die beweging, die een dergelijke ‘harde getalsmatige aanpak’ wilde, eigenlijk - net als de sociaal geneeskundigen - ook heel ideologisch was. Deze beweging wilde in feite de geneeskunde vrijmaken van beïnvloeding door de eigengereidheid van experts en van belangenverstrengeling. Het moest transparan- ter worden. Wetenschappelijke onafhankelijkheid van de klinische geneeskunde: niet alleen afkerig van beïnvloeding door de industrie, maar ook afkerig van téveel expert knowledge. Vandenbroucke ging voor dit idee, de bevordering van de getalsmatige aanpak van klinische vraagstukken in Leiden, waar hij in 1986 werd aangesteld. De medische faculteit vond het een goed idee dat de sociale geneeskunde werd vervangen door de aanpak van de epidemiologie.
Vandenbroucke zou zijn groep huisvesten in drie lege kamers op de gang C0; voor de kenners van het LUMC: achter het ‘zwart met roze beeld’. De staf van Epidemiologie kwam te zitten naast de Schoonmaakdienst en de Beddencentrale. Een betere behuizing was voor- handen bij het oude Sociale Geneeskunde in het pathologiegebouw. Maar Vandenbroucke wilde per se in het ziekenhuis zitten, ook als het minder goede kamers waren. Dit omdat hij vanwege de missie die hij wilde voeren nauw moest samenwerken met de kliniek. Daarbij ging de voorkeur uit naar Interne Geneeskunde. Dat zou overigens een unicum zijn want ner- gens in Nederland was Klinische Epidemiologie gehuisvest binnen Interne Geneeskunde. Hij zocht met iedereen en overal contact. Met psychiaters, met reumatologen (Prof. Cats), met