Page 296 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 296
284 Bloedstolling en bloedingsneiging
De beschikbare diagnostische methoden voor het vaststellen van DVT waren onder te verdelen in drie groepen: de invasieve, de semi-invasieve en de niet-invasieve methoden. Een invasieve methode was het ascenderende röntgencontrastflebogram: deze referentiemethode ofwel Gouden Standaard voor de diagnose DVT ging gepaard met het nodige ongemak voor de patiënt. De semi-invasieve methoden omvatten die waarbij gebruik werd gemaakt van ra- dioactief gemerkte stollingseiwitten, die na intraveneuze toediening in of op de zich vormende trombus hechten en van buiten af met gevoelige detectie-apparatuur konden worden geloka- liseerd. De belangrijkste vertegenwoordiger van deze groep is de 125I-fibrinogeenscintigrafie van de benen. De niet-invasieve methoden meten, uitwendig en pijnloos, veranderingen in de veneuze terugstroom uit het been, veroorzaakt door obstructie van de venen. De meest bekende methoden in deze categorie zijn: impedantie-plethysmografie en Doppler- ultrageluidonderzoek (echografie). Heden ten dage is het uitsluitend echografie. Een apar- te groep vormden de indertijd recent ontwikkelde, gevoelige klinisch-chemische methoden, waarmee men in bloed of urine bewijs probeerde te vinden voor intravasculaire thrombusvor- ming.
Het vernieuwende aan de werkwijze van de Ten Cate-Büller groep was dat zij de beschik- bare diagnostische methoden systematisch evalueerden tegen de achtergrond van de patiën- tenpopulatie. Dat leverde bijvoorbeeld een onderscheid op in (i) de diagnostische aanpak van patiënten met klinische verschijnselen die DVT doen vermoeden en (ii) een vroege opspo- ring van klinisch nog niet manifeste diepe veneuze trombose. Dat onderscheid resulteerde voorts in twee onderscheiden beslisbomen voor de diagnose, behandeling en preventie van trombose:
Afb. XVII.1
Beslisboom 1 20
Diagnostische benadering van een patiënt met symptomen die diepe veneuze trombose
(DVT) van het been doen vermoeden.