Page 309 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 309

XVIII. Van stollingscascade in vitro naar hemostase 297
se als op het meer gecompliceerde proces van atherosclerose. Dit laatste proces werd door CLB-ers geïnterpreteerd als een gevolg van herhaalde vaatwandbeschadigingen, aanleiding gevend tot het loslaten van vaatwandendotheel. Deze de-endothelialisatie van de vaatwand zou tot gevolg hebben dat bloedplaatjes en stollingsfactoren in contact kunnen treden met het subendotheel, dat bestaat uit onder andere collageen, fibronectine en elastine. Dit contact zou vervolgens resulteren in adhesie en aggregatie van bloedplaatjes aan dat subendotheel waarbij door activering van het stollingsmechanisme fibrine wordt gevormd. Ten gevolge van het ag- gregatieproces scheiden de bloedplaatjes bovendien mitogene en chemotactische factoren uit. Deze factoren stimuleren enerzijds de migratie van gladde-spiercellen vanuit de media naar de intima en anderzijds veroorzaken zij de proliferatie van deze spiercellen. Onderzocht werd of factoren uit gekweekte endotheelcellen leidden tot de genoemde proliferatie van gladde spiercellen.18
Van Mourik van het CLB en Bouma uit Jan Sixma’s laboratorium in Utrecht werkten al lange tijd samen aan het complex van factor VIII en von Willebrand-factor (zie hoofdstuk X). In het midden van de jaren 1980, toen Flip de Groot van Amsterdam naar Utrecht was ver- huisd, kon deze samenwerking geïntensiveerd worden in de endotheelstudies. Met factor VIII / VWF aanwezig in bloed en met VWF-houdende Weibel-Palade bodies in endotheelcellen, was de vraag wat de onderscheiden rollen van de respectieve fracties waren; bijvoorbeeld ten aanzien van de hechting van bloedplaatjes. Dit kon onderzocht worden doordat men beschikte over specifieke VWF-antilichamen alsmede over een experimentele opzet om endotheelcel- len onder uiteenlopende shear rates te bestuderen. Uit dergelijke studies werd geconcludeerd dat VWF afkomstig uit endotheelcellen van aanzienlijke betekenis is voor de hechting van bloedplaatjes aan de bloedvatwand.19
Twee decennia later zou een team van Sanquin - het voormalige CLB - erin slagen om de exocytose van WPB’s en het vrijkomen van VWF uit die bodies fluorescentie-microscopisch te volgen bij activatie van endotheelcellen. Inmiddels was duidelijk geworden dat WPB’s over veel meer functies beschikten dan alleen de vrijgifte van VWF. Ook de ‘leukocyte adhesion receptor’, P-selectine en het chemokine interleukine-8 (IL-8) bleken een thuisbasis in Weibel- Palade bodies te hebben (vide infra). Het eerstgenoemde blijkt een functie te hebben bij het ‘rollen’ van leukocyten over het endotheel op plaatsen van ontstekingen. En IL-8 blijkt een rol te spelen bij het uit het bloedvat treden van leukocyten in geval van ontsteking. VWF is een adhesief multimeer glycoproteïne dat bijdraagt aan het aanhechten van bloedplaatjes aan endotheel en de subendotheliale matrixvorming van de hemostatische plug bij vaatbeschadi- ging. WPB’s hebben dus naast een rol bij de bloedstolling tevens een rol bij ontstekingen.20
XVIII.3 Klonering van stollings- en signaalfactoren
Eerder hebben we gezien dat Hans Pannekoek in Nederland een van de eersten was die kloneringsstudies c.q. recombinant-DNA-technieken oppakte (zie hoofdstuk XII).21 Na zijn doctoraal bij Biochemie aan de Universiteit van Amsterdam vervulde hij zijn dienstplicht bij het Medisch Biologisch Laboratorium TNO in Rijswijk met een onderzoek naar herstel- mechanismen van beschadigd DNA. Daarna legde hij de basis voor zijn proefschrift in Frank- rijk, in Gif sur Yvette, waarna hij terugkeerde naar TNO in Rijswijk om daar zijn proefschrift te voltooien over transcriptieregulering. Vervolgens werkte hij bij de Afdeling Moleculaire Genetica van de Universiteit Leiden waar hij in contact kwam met het werk aan tissue-type Plasminogen Activator (t-PA) van het Gaubius Instituut. In 1982 werd hij benoemd als hoofd van de nieuw opgerichte afdeling Moleculaire Biologie van het CLB in Amsterdam.


































































































   307   308   309   310   311