Page 335 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 335
XIX. Maastricht revisited: Focus op biologische verspilling 323
Afb. XIX.4
APC sensitivity ratios and relative risk of venous thromboembolism of OC users and carriers of factor VLeiden
n
APC-sr
APC-sr
RR for VTE
mean
95%CI
Women
no OC
62
1.35
(1.23-1.48)
1.0
Women
2nd generation OC
62
2.21
(2.00-2.43)
3.2-3.5
Women
3rd generation OCs
64
2.87
(2.68-3.07)
4.8-9.1
heterozygotes FVLeiden
no OC
26
3.43
(2.98-3.88)
7
heterozygotes FVLeiden
using OC
7
5.74
(5.14-6.35)
30-50
homozygotes FVLeiden
no OC
11
5.34
(4.41-6.27)
>50
RR for VTE = Relative risks for VTE compared to non-users of OC who are not carrying the factor VLeiden mutation reported in literature.
mutatie (met als gevolg een verhoging van de kans op trombose). Daaruit kwam het idee voort om voor de diagnose van de factor Leiden V-mutatie een test te formuleren op basis van functionele APC-resistentie. De uitkomst van de test was de ‘APC sensitivity ratio’, het quotiënt van het resterende percentage ETP in geval van patiëntenplasma + APC enerzijds en het resterende percentage ETP in geval van normaal plasma + APC anderzijds. Het was vervolgens logisch om de APC sensitivity ratio in geval van orale anticonceptie te berekenen voor uiteenlopende generaties ‘pillen’. Uit studies bij pilgebruiksters werd geconcludeerd dat de pil leidt tot APC-resistentie en dat de effecten van OC-gebruik en hetero- en homozygotie voor factor V-Leiden elkaar versterken. En die verworven APC-resistentie zou het verhoogde risico op veneuze trombose bij pilgebruiksters kunnen verklaren.18
Rosing zette daarna samen met senior onderzoekers Guido Tans en Tilman Hackeng en Gerry Nicolaes (postdoc) het onderzoek naar de rol van APC bij de trombinegeneratie voort met nader onderzoek naar het ‘pil’-effect en andere congenitale en verworven trombosenei- gingen.
XIX.5 Het toevoegen van biologische complexiteit
In de jaren negentig van de 20ste eeuw was de vrede getekend tussen Hemker en zijn oude afdeling Biochemie. Rivaal Rob Zwaal had zich teruggetrokken met een aantal getrouwen op hun eigen onderwerp en zou met pensioen gaan. Om de scherpe kantjes van de interne con- flicten af te nemen was Jan Rosing in 1995 benoemd tot voorzitter van de afdeling Biochemie. Twee jaar later werd hij benoemd als hoogleraar op de leerstoel Enzymologie van Trombo- se en Hemostase. Hemker had met Béguin de trombinegeneratie-test ingevoerd waarmee een biologische component in het biochemie werk was ingebracht. De in vitro-bloedstolling werd vervolgens meer gericht op biologische membranen.
Natuurlijk had Hemker die fysisch-chemische aanpak al vanaf de jaren zestig in Leiden gehad met zijn ‘Vroman’-achtige studies met ellipsometrie. Vanuit zijn mathematische aanleg - daarbij regelmatig geholpen door zijn broer, een begenadigd wiskundige - was hij geïnte- resseerd in fysisch-chemische apparatuur die data oplevert waarmee met de computer valt te rekenen. Maar ook werd een capillary flow reactor in gebruik genomen waarmee werd aan- gesloten op werk dat in Utrecht met dergelijke instrumenten was uitgevoerd (zie hoofdstuk IX). Daarmee was het mogelijk om stollingsreacties onder stroming te bestuderen. Een ander