Page 59 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 59
IV. Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst 47 Foto IV.5
Kist met gevriesdroogd bloedplasma (n.d.) (© Sanquin, met toestemming)
Met steun van de Engelse Nationale Bloedtransfusiedienst en het Amerikaanse Rode Kruis werd door G.G.A. Mastenbroek in 1947 de eerste fractioneerinrichting op het vasteland van Europa geïnstalleerd. Het fractioneren van bloedplasma werd verbeterd door H.W. Krijnen die in 1951 aan het CLB kwam werken. Later zou laatstgenoemde Directeur Productie van het CLB worden (over de directie van het CLB, zie hieronder).
De eiwitscheiding uit humaan bloed vereiste bijzondere apparatuur en was alleen moge- lijk bij lage temperatuur. Vandaar dat het CLB speciale koude kamers liet bouwen waar werd gewerkt bij -10°C. Al snel konden er drie groepen plasmafracties geïsoleerd worden: ten eer- ste, albumine; ten tweede, het zogeheten globuline waarvan een bepaald type nut vond bij de bestrijding van mazelen en overige infectieziekten; ten derde fibrinogeen. Met fibrinogeen- preparaten kan men kunstmatige stolsels vervaardigen en daarmee bloedingen stelpen, die vroeger de chirurg voor moeilijke problemen stelden. Ook bij de zo gevreesde bloederziekte hemofilie A had dit product succes. Fibrinogeenpreparaten bleken namelijk rijk te zijn aan factor VIII (anti-hemofilieglobuline/factor, zie onder).
In de jaren 1950 werden de isolatietechnieken door het CLB verder verbeterd waarbij de fractionering berustte op het gebruik van vijf variabele grootheden.15 De grenzen waartussen deze variabelen varieerden waren de volgende:
1. de ionsterkte, de gewogen som van de ionconcentraties: 0,001-0,16; 2. de pH: 4,4-7,4;
3. de eiwitconcentratie: 0,2-66 gram/liter;
4. de temperatuur: 0 tot -10° C;
5. de ethanolconcentratie: 8-40 procent.
Het CLB was de eerste inrichting op het vasteland van Europa die de beschikking had over een volledige serie van eiwitpreparaten zoals die welke hierboven worden genoemd. Hulp