Page 63 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 63
IV. Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst 51
die manier na de oorlog tot stand.22
Om aan plasma te komen werd al vrij snel na de oorlog door mobiele teams van het
CLB - in samenwerking met plaatselijke afdelingen van het Nederlandse Rode Kruis - via plasmacampagnes bloed ingezameld. Zo werd er een organisatie opgebouwd die in de steeds groeiende behoefte aan bloed moest voorzien.
IV.5 Van Binnengasthuis naar de Plesmanlaan: een Pyrrusoverwinning?
Het feit dat het steeds beter mogelijk werd om plasma(producten) zo te bewerken dat het lang houdbaar was, en dat plasma in steeds meer fracties werd ontleed, maakte dat het CLB wilde groeien. Expansie kon alleen plaatsvinden onder grote investeringen maar het Rijk had zich in het verleden nogal zuinigjes betoond. Net na de oorlog had de Minister van Financiën wel steun toegezegd ter hoogte van zestigduizend gulden; meer een doekje voor het bloeden, en bovendien was de donatie eenmalig.
Politiek gezien was er echter allerzins aanleiding om het CLB een flinke steun in de rug te geven. Het zag er steeds meer naar uit dat het streven naar onafhankelijkheid van Nederlands Indië zou uitdraaien op een gewapende opstand. De vraag naar bloedplasma zou dan be- langrijk stijgen en het laboratorium in het Binnengasthuis zou daaraan niet kunnen voldoen. Eigenlijk was het onontkoombaar dat het CLB moest worden ondergebracht in een geheel nieuw gebouw. Het prijskaartje daarvan zou wel eens 1,5 miljoen gulden kunnen bedragen.23
Op initiatief van de Amsterdamse burgemeester G. van Hall werd besloten om het oor- spronkelijk geheel door het Nederlandse Rode Kruis beheerde Laboratorium om te zetten in een Stichting tot behoud van het CLB. Naast het Rode Kruis zouden ook het Rijk en de Ge- meente Amsterdam in deze Stichting deelnemen. In 1949 kwam deze Stichting daadwerkelijk tot stand en zou zich gaan inzetten voor nieuwbouw voor het CLB.
Na talloze onderhandelingen en voorbereidingen werd aan de rand van de stad Amster- dam in 1956 een aanvang gemaakt met de bouw van een nieuw instituut. In drie jaar tijd werd de bouw voltooid. In september 1959 werd de nieuwbouw aan de Plesmanlaan in Slotervaart geopend door Hare Majesteit Koningin Juliana. Het bebouwde oppervlak van het CLB be- droeg indertijd 6410 m2 en het aantal personeelsleden was inmiddels gestegen tot 270. De uitbreiding ging overigens gestaag door. Er kwamen steeds meer taken en onderzoeken, wat leidde tot een verdere personeelsuitbreiding. Tegen 1970 was het personeelsaantal alweer verdubbeld; dat vroeg ook uitbreiding in werkoppervlak. Zo kwam in 1966 een nieuw proef- dierenhuis gereed en een nieuwe laboratoriumvleugel. Een jaar later werd de afdeling voor productie van bloedtransfusiemateriaal verbouwd en uitgebreid. Daarnaast vonden in de loop der jaren de nodige kleinere, interne uitbreidingen en verbouwingen plaats.
Het wetenschappelijk onderzoek werd gefinancierd door de Universiteit van Amsterdam en door middel van beurzen beschikbaar gesteld door diverse binnen- en buitenlandse instel- lingen. De coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek en het beheer van de verworven fondsen berust bij de Stichting Dr Karl Landsteiner.24
De nieuwbouw voor het CLB in Slotervaart betekende een enorme uitbreiding van labo- ratoria en productiefaciliteiten. Maar tegelijkertijd ging er iets verloren ten opzichte van de oude situatie in het Binnengasthuis. Op de oude plek huisde men namelijk in een ziekenhuis en was er dus gemakkelijk contact mogelijk met patiënten. Patiënten met bijzondere (aan- geboren) bloedziekten dienden als interessant onderzoeksmateriaal. Nieuwe bloedproducten die het CLB produceerde konden worden getest op patiënten. De verhuizing naar Slotervaart betekende dat het CLB op die locatie was afgesneden van klinisch materiaal.