Page 66 - Bloedstollig en bloedingsneiging
P. 66

54 Bloedstolling en bloedingsneiging
Het stimuleren van de wetenschapsbeoefening binnen het CLB door Van Loghem paste in een algemene denktrant uit de jaren vijftig, namelijk dat wetenschap en technologie de wereld zouden veranderen en ons Nederlanders welvaart zouden brengen. De bouw van een nieuw laboratorium voor het CLB in Slotervaart was de belichaming van die gedachte. Maar ook zat daarin opgesloten dat het meeste heil was te verwachten van de natuurwetenschap- pen, zodat het CLB losgekoppeld kon worden van het ziekenhuis. Nu was dat niet helemaal onlogisch want bloed is natuurlijk gemakkelijker te vervoeren dan patiënten. Maar toen men eenmaal in Slotervaart zat, werd het ontbreken van contact met patiënten als een gemis erva- ren. De in dit hoofdstuk aangehaalde discussie over een Ambulatorium voor het CLB laat dat duidelijk zien. Uiteindelijk zou - zoals we later zullen zien - dit probleem opgelost worden door dubbelaanstellingen van personeel, bij enerzijds het CLB en anderzijds bijvoorbeeld het Binnengasthuis of het Wilhelmina Gasthuis.
De discussie over het Ambulatorium maakt ook zichtbaar dat het CLB een wat moeizame verhouding had met de hematologen, en met name met de vereniging waarin zij zich georga- niseerd hadden. In het vorige hoofdstuk hebben we al gezien dat rond 1970 de hematologen hun bedenkingen hadden over een zelfstandige organisatie voor de trombosediensten. Met an- dere woorden, elke nieuwe infrastructuur dient zich in te vechten in de bestaande ‘ecologie’ van instituties en belangen.
We hebben nog niet expliciet gesproken over de relatie tussen het CLB en de bloedtrans- fusiediensten. Omdat het CLB is voortgekomen uit de bloedtransfusiediensten waren die ver- bindingslijnen tamelijk goed geordend. Deze worden aangegeven in bovenstaand schema dat de situatie representeert voordat de Stichting Regionale Bloedbanken was opgericht.
Het CLB beschikte over een beperkte eigen bloedtransfusiedienst. Het CLB leverde haar producten zowel aan de huisarts als de arts-specialist in het ziekenhuis, terwijl een regio- nale BTD alleen die laatste van bloed voorzag. Een BTD was dus vooral een bloedbank die bloed en bloedplasma in voorraad hield om de reguliere medische zorg van bloedpro- ducten te voorzien. De productie van bloedcomponenten vereiste verwerking van bloed op semi-commerciële schaal en dat was voor de afzonderlijke BTD een onmogelijke opgave. Dit hele netwerk werd opgeschud toen werd ontdekt dat er relatief gemakkelijk een product uit bloedplasma konden worden geïsoleerd dat gebruikt kon worden voor de behandeling van hemofiliepatiënten (zie hoofdstukken V, XIII en XIV).


































































































   64   65   66   67   68