Page 32 - AWEMAINTA SEPT 2 2020
P. 32

12                                                                                     Djamars 1 sèptèmber 2020





                                                           E buki di Njoka (19)












          Njoka lachte ze uit, en riep : „Morgen ben ik                        Kaja. God zal ons werk zegenen, dacht de Missionaris
          beter, morgen loop ik hard — morgen komt de                          ; zonder Gods hulp kunnen wij niets.
          blanke terug, om mij helemaal beter te maken.”                       Toen ze al dichter bij Kaja kwamen, hoorden
          En Loezamba zei : „De blanke is ook bij                              ze opeens geritsel in de struiken langs het pad.
          Koelwa geweest, en Koelwa zal morgen beter                           De Katechist stond dadelijk stil, en gaf de Missionaris
          zijn.                                                                een teken, om stil te blijven. De Katechist
          Bij de hut van Koelwa stond een troepje negers.                      meende, dat het een luipaard, of een slang was.
          Ze wilden weten, of hij dood was of nog leefde.                      Scherp speurde zijn oog door de bladeren en
          „Hij leeft nog, zeiden ze, maar hij is nog zieker                    struiken. Hij zag niets. Misschien hield ‘t dier zich
          geworden.”                                                           stil verborgen. Met een stevige stok ging hij toer?
          „Dan gaat hij dood — hij is betoverd door de                         een paar stappen door ‘t gras en de struiken.
          blanke.”                                                             Weer hoorde hij iets ritselen — maar zag niets.
          „Ja, Koelwa gaat dood, de blanke heeft Koelwa                        Zo doet de slang, dacht hij — en hij hield zijn
          gedood,” riepen enkele vrouwen.                                      stok klaar, om toe te slaan, als ‘t beest uit het
          De hele middag was ‘t druk in ‘t dorp. Br                            gras naar hem toe zou springen.
          werd niet gewerkt op de velden. Ze moeste»                           Opeens hoorde hij tussen de struiken roepen :
          allen praten over de blanke: honderdmaal werd                        „Moezoengoe I wij zoeken de Moezoengoe !” En
          hetzelfde verteld.                                                   enkele passen verder sprongen twee zwarte negertjes
          ‘s Avonds zat er een grote kring van negers                          uit de struiken naar het pad.
          onder de vijgeboom. Ze keken dikwijls naar de                        Vlugge Stang 6
          hut van Koelwa.
          Zou Koelwa dood gaan ?                                               Ze gingen naar de blanke, en groetten hem
          Vóór ‘t helemaal avond was, kwam een grote                           vriendelijk.
          neger uit de hut van Koelwa. ‘t Was Koelwa zelf.                     De Missionaris groette hen terug, en gaf hun
          Hij ging recht naar de mannen onder de grote                         dadelijk wat zout.
          boom, en zei :                                                       De Katechist kwam lachend bij hen,
          „Ik ben beter — de blanke heeft mij iets gegeven                     „ Ik dacht, dat ik een slang hoorde,” zei hij.
          — en nu ben ik beter.”                                               „Dat was ook,” zei Njoka. „Ik heet Vlugge
          Hij wreef over zijn borst en zijn buik, of hij                       Slang, maar ik bijt niet.”
          zeggen wou : daar was ik ziek — nu ben ik beter.                     „En hoe heet je vriendje, Vlugge Slang ?”
          Met grote verwondering keken alle negers                             „Die heet: Boekoeroe.” De Missionaris keek naar ‘t verband aan
          Koelwa aan.                                                          Njoka’s been. ‘t Was al aardig vuil en zwart van
          Ja, ‘t was zo : Koelwa was beter — de blanke                         buiten. Hij vroeg, of zijn been nog veel pijn deed.
          had dat gedaan.                                                      „Nee,” zei Njoka, „‘t is beter, ik kan weer goed
          „‘t Is een goede blanke, zei Koelwa, ik ga                           lopen.”
          morgen naar hem toe.”                                                „Beter zal ‘t nog wel niet helemaal zijn,” zei de
          „Hij is goed, de blanke man, zei de oude Ka- .                       Missionaris, maar hij wist wel, dat de negers niet
          jalla, ik ga morgen naar hem toe.”                                   kleinzerig zijn.
          Loezamba zei : „Ik zag in Toera, dat blanken                         Njoka en Boekoeroe gingen vooruit over ‘t pad.
          goed zijn, ze zijn de vrienden van de zwarten —                      Dicht bij ‘t dorp kwam Loezamba hen tegen.
          ik wil morgen de blanke weer zien, en naar hem                       Hij groette de blanke — en die groette hem
          luisteren.”                                                          vriendelijk terug, en gaf hem wat zout.
          En zo dachten ook nog enkele andere grote                            Toen ze in ‘t dorp kwamen, zat al een heel
          negers.                                                              troepje negers onder de vijgeboom te wachten.
          Maar anderen keken somber naar de grond. Ze                          Enkelen die gister de blanke nog niet gezien
          geloofden nog niet, dat de blanken hun vrienden                      hadden, keken hem schuw aan.
          waren.                                                               Vele negers waren nog in de hut gebleven. Een
          Njoka hoorde, wat Koelwa en Kajalla en Loezamba                      paar van de bangsten waren naar ‘t bos gevlucht.
          zeiden.                                                              De Missionaris groette allen, die daar zaten. Hij
          Njoka knikte en dacht: ja, wat zij zeggen is                         nam zijn zak, en deelde aan allen een snufje zout
          goed — ik ga morgen ook weer naar de blanke                          uit.
          man.                                                                 Toen de Missionaris bij Koelwa kwam, stond
          En veel andere negerjongetjes dachten ook zo.                        Koelwa recht, en zei : „Blanke man, gij hebt mij
                                                                               genezen, ik dank U.” En hij ging heen, naar zijn
                             De Missionaris in Kaja.                           hut. Hij kwam terug met een mandje bananen,
          In Toera was al een school, en de Missionaris                        en bood die de blanke aan. De Missionaris moest
          had aan de school negertjes gezegd, dat ze moesten                   ze aannemen.
          ; bidden voor de mannen en kinderen in                               Toen riep hij Njoka. Njoka kwam. De Missionaris
          Kaja. Dat hadden ze beloofd — en ze hadden ‘t                        ging nu weer dokter spelen, ‘t Verband deed
          ook gedaan.                                                          84
          De volgende dag ging de Missionaris weer naar                        hij van de wonde. Hij zuiverde ze weer, en zag,
          Kaja met zijn Katechist.                                             dat ze goed zou genezen.
          Onderweg baden ze samen voor de negers in
   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36