Page 36 - HOSPITAAL
P. 36
opzegtermijn, ingaande 31 december 2017 opgezegd en definitief
eindigend op 31 januari 2018.
2.7 Simon heeft na 17 november 2017 doorgewerkt en haar
salaris ontvangen.
3. HET VERZOEK
3.1 Simon verzoekt - uitvoerbaar bij voorraad - een verklaring
voor recht dat het aan haar verleende ontslag kennelijk onredelijk
is. Tevens verzoekt Simon het Land te veroordelen tot
wedertewerkstelling met terugwerkende kracht tot 1 februari 2018
en het loon door te betalen vanaf 1 februari 2018 totdat de
arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd
althans binnen twee weken na betekening van deze uitspraak een
vergoeding te betalen van Afl. 40.500,-, op straffe van een
dwangsom van Afl. 250,- per dag dat het Land niet voldoet aan de
wedertewerkstelling en doorbetaling loon, met veroordeling van
het Land in de proceskosten.
3.2 Simon grondt het verzoek erop dat het Land de
arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft beëindigd.
3.3 Het Land voert hiertegen verweer en concludeert tot
afwijzing van het verzoek.
4. DE BEOORDELING
4.1 Het gerecht stelt voorop dat partijen het erover eens
zijn dat Simon niet is benoemd als ambtenaar maar
tussen partijen een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht heeft bestaan. Volgens het Land is daaraan in ieder
geval op 31 oktober (conform de mededeling op de
loonstrook) of op 17 november 2017 (met het aantreden
van het kabinet Wever-Croes) een einde gekomen. Alleen
uit coulance is het salaris doorbetaald tot 31 januari 2018
4.2 Op zichzelf is de stelling van het Land juist, dat aan de
arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van de duur