Page 17 - MIN JUS
P. 17
probleemstelling volstaan met de opmerking dat het wenselijk c.q. noodzakelijk
is gebleken dat minimumstraffen worden ingevoerd in gevallen van misdrijven
tegen zeden bij minderjarigen. Een nadere onderbouwing waarin de omvang
van het probleem wordt geschetst ontbreekt echter, terwijl een drastische
wijziging van de systematiek van het Wetboek van Strafrecht wordt
voorgestaan: de wetgever heeft er immers bewust en principieel voor gekozen
geen minimumstraffen op te nemen. Een statische onderbouwing van ( een
eventuele groei van) het aantal zedenzaken waarbij minderjarigen zijn
betrokken, alsmede een uiteenzetting over de hoogte van de straffen die
rechters in dergelijke gevallen plegen op de te leggen, is hiertoe in ieder geval
noodzakelijk. Ook dient te worden aangegeven in welke mate en waarom de
huidige strafoplegging door de rechter niet voldoet en wat de ervaringen zijn
terzake in rechtssystemen waar minimumstraffen worden opgelegd.
Vanwege het feit dat een probleemanalyse ontbreekt, is het voor de Raad
onmogelijk de voorgestelde oplossingsrichting, zijnde de introductie van
minimumstraffen inzake zedendelicten tegen minderjarigen, te toetsen.
Adviezen van bij de voorbereiding c.q. uitvoering betrokken instanties dan wel
belanghebbenden: zowel overheid als particulier ontbreken.
De Raad heeft geconstateerd dat in de toelichting een analyse van de
verwachtingen over de uitvoering van de voorgestelde introductie van
minimumstraffen ontbreekt. In het kader van de beoordeling van de effectiviteit
van de voorgestelde regeling is een dergelijke analyse van eminent belang,
maar ook de ervaringen elders met de beoogde minimumstraffen. Hiertoe is de
zienswijze van de bij de uitvoering betrokken instanties onontbeerlijk. In de
voorbereidingsfase van ontwerp- wetgeving dient vervolgens rekening te
worden gehouden met deze zienswijze. De memorie van toelichting dient gewag
te maken van de belangenafweging die bij de indieners (Evelin) heeft
plaatsgevonden naar aanleiding van de ingewonnen adviezen. Het is de Raad
niet gebleken dat de indieners ( Evelin) van het ontwerp zich in de
voorbereidingsfase door enige bij de uitvoering betrokken instantie hebben
laten adviseren. De Raad acht de voorbereiding van het ontwerp derhalve
onzorgvuldig en beveelt aan in ieder geval advies in te winnen bij het