Page 11 - SJA FEB 2
P. 11
regeling is een dergelijke analyse van eminent belang, maar ook de ervaringen elders met de beoogde
minimumstraffen. Hiertoe is de zienswijze van de bij de uitvoering betrokken instanties onontbeerlijk. In
de voorbereidingsfase van ontwerp- wetgeving dient vervolgens rekening te worden gehouden met deze
zienswijze. De memorie van toelichting dient gewag te maken van de belangenafweging die bij de
indieners (Evelin) heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de ingewonnen adviezen. Het is de Raad
niet gebleken dat de indieners ( Evelin) van het ontwerp zich in de voorbereidingsfase door enige bij de
uitvoering betrokken instantie hebben laten adviseren. De Raad acht de voorbereiding van het ontwerp
derhalve onzorgvuldig en beveelt aan in ieder geval advies in te winnen bij het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie, het Openbaar Ministerie en de Orde van Advocaten. De memorie van toelichting bevat
onvoldoende gegevens voor de beleidsanalytische en juridische toets. De Raad stelt vast dat de
toelichting in het geheel voorbijgaat aan de principiele vraag in hoeverre het wenselijk dan wel
noodzakelijk is dat de omvang van de rechterlijke toetsing wordt beperkt door de wetgever en de
introductie van minimumstraffen van een dermate belang moet worden geacht dat de bestaande
strafsystematiek dient te worden doorbroken. Ten aanzien van de invoering van minimumstraffen wenst
de Raad op deze plaats reeds op te merken dat deze leidt tot beperking van de rechterlijke vrijheid bij het
bepalen van de opte leggen straf. De Raad is van mening dat het tot de taak van de wetgever behoort om
aan te geven of, en zo ja in hoeverre, bepaalde gedragingen als normoverschrijdend moeten worden
beschouwd en welke ( strafrechtelijke) gevolgen daaraan dienen te worden verbonden. Tegelijkertijd
moet worden vastgesteld dat het recht op behoorlijke rechtspraak meebrengt dat vastelling van
normovertreding door de rechter geschiedt en dat deze voldoende ruimte dient te hebben om bij de
bepaling van de op te leggen sanctie rekening te houden met de mate van schuld van de dader alsmede
met de omstandigheden waaronder het strafbare feit plaatsvond.
Tussen de bevoegdheid van de wetgever en het recht op een behoorlijke rechtspraak moet een zeker
evenwicht worden gevonden. Indien de wetgever de rechter te weinig ruimte laat om tot een behoorlijke
straftoemeting te komen, wordt aan het recht op een behoorlijke rechtspraak afbreuk gedaan. In dit
kader vraagt de Raad zich af of er aanwijzingen zijn dat de rechter in de gevallen waarop het ontwerp ziet
geen prudent gebruik heeft gemaakt van zijn in het vigerende strafstelsel gewaarborgde vrijheid inzake
de bepaling van de op te leggen straf. Nu de toelichting over een dermate principieel punt zwijgt, acht de
Raad thans geen rechtvaardiging aanwezig voor de voorgestelde wijzging. Daarnevens wijst de Raad op
het feit dat hij advies heeft uitgebracht inzake een ontwerp-landsverordening strekkende tot de
introductie van een geheel herzien Wetboek van Strafrecht. In het betreffende onderwerp is niet
geopteerd voor de opneming van minimumstraffen. In de toelichting wordt echter de verhouding tussen
het onderhavige ontwerp en het nieuwe Wetboek van Strafrecht, dat zich thans in een vergaand stadium
in het wetgevingsproces bevindt, niet behandeld. De visie van de verantwoordelijke beleidsminister
terzake is niet bekend. Gezien de hiervoor geschetste algehele herziening van het Wetboek van Strafrecht
en de fase waarin het betreffende ontwerp zich bevindt, acht de Raad het een omissie dat de visie van de
beleidsminister inzake het onderhavige ontwerp en de zienswijze van de indieners daarop niet in de
memorie van toelichting is opgenomen. Het ontwerp en de toelichting voldoen niet aan de
wetstechnische vereisten. De Raad constateert dat in de artikelsgewijze toelichting de voorgestelde
strafminima niet worden gemotiveerd, dat voorts onduidelijk is hoe deze zijn berekend en welke
grondslag daartoe is aangewend alsmede hoe deze zich verhouden tot de zwaarte van het delict.
Daarnevens is de Raad niet gebleken dat de in punt 2.1 van de Procedureregels voor de totstandkoming
van wettelijke regelingen geregelde wetstechnische en juridische bijstand zijdens de Directie Wetgeving
en Juridische Zaken ( DWJZ) heeft plaatsgevonden. Het grote aantal gebreken in het ontwerp zoals
hiervoor aangegeven doet de Raad vermoeden dat dit niet is geschied. De Raad beveelt aan bijstand van
de DWJZ in te roepen. Gezien voorgaande wordt het onderhavige ontwerp derhalve hierbij als
onvoldragen en voor het nodige geretourneerd. ( manda bek pa Evelin) Ten overvloede moge de Raad
erop wijzen hiermede te aanzien van het onderhavige ontwerp niet te zijn gehoord in de zin van de
Staatsregeling en de Landsverordening Raad van Advies. loke Evelin mester haci ta saca e ley cu ela
entrega 21 april 2010 na parlamento y cu Conseho Consultativo a evalue 25 di mei 2010 y a bai bek pe 7
di juli 2010, for di su lachi y dreche completo paso e ta carece di tur criteria cu mester toets na "
rechtmatigheid" y " doelmatigheid" . Evelin mester stop di hunga cu dolor di hende den su politica barata
cu e ta practica tur dia.