Page 12 - SJA FEB 2
P. 12

regeling is een dergelijke analyse van eminent belang, maar ook de ervaringen elders met de beoogde
 minimumstraffen. Hiertoe is de zienswijze van de bij de uitvoering betrokken instanties onontbeerlijk. In
 de voorbereidingsfase van ontwerp- wetgeving dient vervolgens rekening te worden gehouden met deze
 zienswijze.  De  memorie  van  toelichting  dient  gewag  te  maken  van  de  belangenafweging  die  bij  de
 indieners (Evelin)  heeft  plaatsgevonden naar aanleiding  van de  ingewonnen adviezen. Het  is de  Raad
 niet gebleken dat de indieners ( Evelin) van het ontwerp zich in de voorbereidingsfase door enige bij de
 uitvoering betrokken instantie hebben laten adviseren. De Raad acht de voorbereiding van het ontwerp
 derhalve onzorgvuldig en beveelt aan in ieder geval advies in te winnen bij het Gemeenschappelijk Hof
 van  Justitie,  het  Openbaar  Ministerie  en  de  Orde  van  Advocaten.  De  memorie  van  toelichting  bevat
 onvoldoende  gegevens  voor  de  beleidsanalytische  en  juridische  toets.  De  Raad  stelt  vast  dat  de
 toelichting  in  het  geheel  voorbijgaat  aan  de  principiele  vraag  in  hoeverre  het  wenselijk  dan  wel
 noodzakelijk  is  dat  de  omvang  van  de  rechterlijke  toetsing  wordt  beperkt  door  de  wetgever  en  de
 introductie  van  minimumstraffen  van  een  dermate  belang  moet  worden  geacht  dat  de  bestaande
 strafsystematiek dient te worden doorbroken. Ten aanzien van de invoering van minimumstraffen wenst
 de Raad op deze plaats reeds op te merken dat deze leidt tot beperking van de rechterlijke vrijheid bij het
 bepalen van de opte leggen straf. De Raad is van mening dat het tot de taak van de wetgever behoort om
 aan  te  geven  of,  en  zo  ja  in  hoeverre,  bepaalde  gedragingen  als  normoverschrijdend  moeten  worden
 beschouwd  en  welke  (  strafrechtelijke)  gevolgen  daaraan  dienen  te  worden  verbonden.  Tegelijkertijd
 moet  worden  vastgesteld  dat  het  recht  op  behoorlijke  rechtspraak  meebrengt  dat  vastelling  van
 normovertreding  door  de  rechter  geschiedt  en  dat  deze  voldoende  ruimte  dient  te  hebben  om  bij  de
 bepaling van de op te leggen sanctie rekening te houden met de mate van schuld van de dader alsmede
 met de omstandigheden waaronder het strafbare feit plaatsvond.

 Tussen  de  bevoegdheid  van  de  wetgever  en  het  recht  op  een  behoorlijke  rechtspraak  moet  een  zeker
 evenwicht worden gevonden. Indien de wetgever de rechter te weinig ruimte laat om tot een behoorlijke
 straftoemeting  te  komen,  wordt  aan  het  recht  op  een  behoorlijke  rechtspraak  afbreuk  gedaan.  In  dit
 kader vraagt de Raad zich af of er aanwijzingen zijn dat de rechter in de gevallen waarop het ontwerp ziet
 geen prudent gebruik heeft gemaakt van zijn in het vigerende strafstelsel gewaarborgde vrijheid inzake
 de bepaling van de op te leggen straf. Nu de toelichting over een dermate principieel punt zwijgt, acht de
 Raad thans geen rechtvaardiging aanwezig voor de voorgestelde wijzging. Daarnevens wijst de Raad op
 het  feit  dat  hij  advies  heeft  uitgebracht  inzake  een  ontwerp-landsverordening  strekkende  tot  de
 introductie  van  een  geheel  herzien  Wetboek  van  Strafrecht.  In  het  betreffende  onderwerp  is  niet
 geopteerd voor de opneming van minimumstraffen. In de toelichting wordt echter de verhouding tussen
 het onderhavige ontwerp en het nieuwe Wetboek van Strafrecht, dat zich thans in een vergaand stadium
 in  het  wetgevingsproces  bevindt,  niet  behandeld.  De  visie  van  de  verantwoordelijke  beleidsminister
 terzake is niet bekend. Gezien de hiervoor geschetste algehele herziening van het Wetboek van Strafrecht
 en de fase waarin het betreffende ontwerp zich bevindt, acht de Raad het een omissie dat de visie van de
 beleidsminister  inzake  het  onderhavige  ontwerp  en  de  zienswijze  van  de  indieners  daarop  niet  in  de
 memorie  van  toelichting  is  opgenomen.  Het  ontwerp  en  de  toelichting  voldoen  niet  aan  de
 wetstechnische  vereisten.  De  Raad  constateert  dat  in  de  artikelsgewijze  toelichting  de  voorgestelde
 strafminima  niet  worden  gemotiveerd,  dat  voorts  onduidelijk  is  hoe  deze  zijn  berekend  en  welke
 grondslag  daartoe  is  aangewend  alsmede  hoe  deze  zich  verhouden  tot  de  zwaarte  van  het  delict.
 Daarnevens is de Raad niet gebleken dat de in punt 2.1 van de Procedureregels voor de totstandkoming
 van wettelijke regelingen geregelde wetstechnische en juridische bijstand zijdens de Directie Wetgeving
 en  Juridische  Zaken  (  DWJZ)  heeft  plaatsgevonden.  Het  grote  aantal  gebreken  in  het  ontwerp  zoals
 hiervoor aangegeven doet de Raad vermoeden dat dit niet is geschied. De Raad beveelt aan bijstand van
 de  DWJZ  in  te  roepen.  Gezien  voorgaande  wordt  het  onderhavige  ontwerp  derhalve  hierbij  als
 onvoldragen en voor het nodige geretourneerd. ( manda bek pa Evelin) Ten overvloede moge de Raad
 erop  wijzen  hiermede  te  aanzien  van  het  onderhavige  ontwerp  niet  te  zijn  gehoord  in  de  zin  van  de
 Staatsregeling  en  de  Landsverordening  Raad  van  Advies.  loke  Evelin  mester  haci  ta  saca  e  ley  cu  ela
 entrega 21 april 2010 na parlamento y cu Conseho Consultativo a evalue 25 di mei 2010 y a bai bek pe 7
 di  juli  2010,  for  di  su  lachi  y  dreche  completo  paso  e  ta  carece  di  tur  criteria  cu  mester  toets  na  "
 rechtmatigheid" y " doelmatigheid" . Evelin mester stop di hunga cu dolor di hende den su politica barata
 cu e ta practica tur dia.
   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17