Page 275 - Als doden een gezicht krijgen_Het DVI Team
P. 275
DVI 16-10-2007 09:42 Pagina 275
nauwkeurig onderzoeken. Dat kan niet-destructief (de site
wordt niet beschadigd) of destructief (het terrein wordt wel
beschadigd) verlopen. Bij de eerste techniek kan geofysica
worden gebruikt. Hierbij gaan we na of er recente bodemver-
storingen geweest zijn, bijvoorbeeld om een graf te delven. Via
de Ground Penetrating Radar (GPR) kunnen we sporen in de
ondergrond detecteren. Maar forensische archeologie laat bij-
voorbeeld ook toe om via specifieke luchtfotografie mogelijke
graven te ontdekken. Met behulp van de forensische botanica
kijken we of de plantengroei aanwijzingen geeft over recente
veranderingen op het terrein. Soms kan infraroodfotografie
ons ook verder helpen. Op die manier kunnen we, vanuit de
lucht, warmtebronnen detecteren. Een lichaam in ontbinding
geeft immers warmte af. Biosensoren, zoals honden die men-
selijke resten opsporen, kunnen ten slotte ook geurmoleculen
van menselijke resten detecteren. Bij destructieve prospectie
brengen we wel schade toe aan het terrein. Zo kunnen we via
prikstokken de ondergrond op holtes onderzoeken. Soms moe-
ten we betonnen vloeren openbreken of bovenste grondlagen
afschrapen om de onderliggende structuur te kunnen ‘lezen’.
4. Opgraven: Als het lichaam gelokaliseerd is, beginnen we de
grond op en rond het lichaam voorzichtig weg te schrapen
met truweeltjes, borsteltjes en boetseerstokjes. We kunnen dat
maar één keer doen, dus alle sporen moeten veilig worden ge-
steld en bewaard. Alles wordt op foto’s en video vastgelegd.
Bij de opgraving is er bij voorkeur een wetsgeneesheer of een
forensisch antropoloog aanwezig om de eerste externe schou-
wing op de stoffelijke resten uit te voeren. Zij helpen om de
eerste elementen die zouden kunnen verwijzen naar de om-
standigheden van de dood en de identiteit van het slachtoffer,
vast te leggen. We nemen ook stalen van de aarde in, onder en
rond het lichaam. De aarde uit het graf wordt gezeefd om geen
bewijsmateriaal verloren te laten gaan. Alles wat we vinden,
275