Page 7 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 7
HOOFDSTUK I.
DE STAATSRECHTELIJKE GESCHIEDENIS VAN HET
MANGKOENAGARASE RIJK.
De staatsrechtelijke geschiedenis van het Mangkoenagarase
Rijk kunnen we in de volgende perioden verdelen: de oprichting,
de ontwikkeling van gewoon tot erfelijk apanage, de verdere af
trekking van het Soerakartase Hof en de verkrijging van de sta
tus van volwaardig zelfbestuur.
1. De oprichting van het Mangkoenagaranse apanage.
Het was op 27 Maart 1757, dat Raden Mas Said een piagem
van de Soesoehoenan van Soerakarta (Pakoe Boewana III) die
zelf zijn Rijk op de 14de December 1749 slechts „ter behering"
van de Compagnie had ontvangen, ontving ter bevestiging van
zijn vierduizend karja land in de landschappen Kadoeang, La-
roh, Matesih en Goenoeg Kidoel gelegen. ')
Door bemiddeling van Hartingh en in tegenwoordigheid van
Raden Adipati Danoeredja (I), vertegenwoordigende de Sultan
van Djokjakarta (volgens Rouffaer in zijn „Vorstenlanden" pag-
8, anders volgens Babad Panambangan pag. 173), vond die be
vestiging plaats te Salatiga, nadat Raden Mas Said zich vrijwil
lig aan de Soesoehoenan Pakoe Boewana III op 24 Februari 1757
in een desa, twee uren bezuiden Soerakarta gelegen, had onder
worpen.
Daarbij werd Raden Mas Said door de Soesoehoenan tot
pangeran midji (onmiddellijk onder de Vorst staande prins) onder
de titel van Pangeran Adipati Mangkoenagara verheven, met bij
zondere voorrechten inzake ceremonieel. )
2
Tezamen met andere prinsen van het Kartasoerase Hof ver
liet de jonge Raden Mas Said de kraton van zijn oom, Pakoe
Boewana II (1726— 1749), die toentertijd nog te Kartasoera resi-
') De piagem zelf, die volgens de nota behorende bij de missive van dele
Gouvernementssecretaris ddo. 10 Aug. 1859 no. 1801 reeds bij de opvol
ging van Mangkoenagara II zoek was, doch waarvan te Semarang nog
een exemplaar aanwezig zou zijn, hebben we niet kunnen terugvinden.
Ook ter Mangkoenagaran heeft men deze schenkingsacte niet meer.
2 ) Verg. Rouffaer 's Vorstenlanden, pag. 8 en 38; over deze conferentie te
Salatiga handelt de Babad Panambangan uitvoerig, pag. 173 e. v.
1