Page 12 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 12

Djocjakarta,  waar  hij  zich  een  kraton  bouwde.  Deze  kraton  is,
               zoals  wij  allen  weten,  tot  op  heden  blijven  bestaan  en vormt één
               der  tegenwoordige  vier  Javase  Zelfbesturen.
                   Met  de  verdeling  van  het  Mataramse  Rijk  en  de  verheffing
               van  Mangkoeboemi  tot  Sultan  over  de  helft  van  dat  rijk  was  de
               oorlog  nog  geenszins  ten  einde.  Raden  Mas  Said  was  er  nog.
               Niettegenstaande  hem  aanzienlijke  verliezen  waren  toegebracht en
               de  afval  van  zijn  vrienden  met  de  dag  toenam,  hield  deze  de
               strijd  nog  vol.  Geheel  op  zijn  eigen  kracht  steunend  zwierf  hij
               rond  en  trachtte  hij zijn  geliefd  denkbeeld te  verwezenlijken: eens
               alleenheerser  te  worden  over  het  oude  roemruchtige  Mataramse
                   1
               rijk. )  In  een  door  tussenkomst  van  Hartingh  aan de  Hoge  Rege­
               ring  gericht  schrijven  noemde  hij  zich  „Overal  zwervende,  maar
               toch  gelukkig  de grootste  macht voerende  en de  wijste des lands".
               Onuitputtelijk  waren  zijn  listen.  Maar met  listen  alleen kon  hij de
               strijd  onmogelijk  winnen.  Lang  kon  hij  het  dan  ook  niet  meer
               volhouden.  Meer  dan  eens  was  hij  zo  in  het  nauw  gebracht,  dat
               hij  zijn  persoon  niet  dan  met de  grootste  moeite kon  redden.  Als
               een  opgejaagd  stuk  wild  doortrok  hij  het  hele  land,  plunderend
               en  platbrandend  wat  hij  maar  kon  bereiken.  Overal  liet  hij  een
               spoor  van  vuur  achter.  Zulk  een  toestand  kon  niet  gehandhaafd
               worden.  Er  moest  iets  gedaan  worden  om  daaraan  een  einde  te
               maken.
                    Overtuigd  van  de  onmogelijkheid  om  een  vijand  als  Raden
               Mas Said  met  de  wapenen  te  onderwerpen, besloot  Hartingh naar
               een  gelegenheid  uit  te  kijken, waarbij hij deze eminente  rebel  een
               eervolle  vrede  kon  aanbieden. Toen  deze  zich  moe van  de oorlog
               voelde  en  bereid  was  zich  in  het  onverbiddelijke  lot te schikken,
               spoorde Hartingh hem aan om zich bij de Soenan te komen onderwer­
                pen.  Na  enige aarzeling  besloot deze  zijn  jongere  broer Mangkoe-
                diningrat  en  een  zekere  Pringgalaja  naar de Soenan  toe te  sturen
                met  de  boodschap,  dat  hij, indien  het niet  meer mogelijk was,  dat
               Java  weder  onder  één  vorst  werd  bestuurd,  voortaan  gerust  en
                stil  wou  leven  en  bereid  was  zich  te  Soerakarta te  vestigen, mits
                hij  tot  zijn  onderhoud  de  landschappen  Matesih,  Kadoeang  en
                Patjitan  mocht behouden.  Hartingh  liet toen  de Soenan  aan  Raden
                Mas  Said  terugschrijven,  dat  de  verdeling  van  het rijk  reeds haar
                beslag  had  gehad,  maar  dat  deze  de  gevraagde  landschappen

                ') Verg.  Van Deventer  „Geschiedenis  der  Nederlanders  op  Java",  deel  II
                 pag. 173;  Louw  pag. 80.

                6
   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17