Page 15 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 15
3. De verdere aftrekking van het erfelijk geworden Mang-
koenagaranse apanage van de Soesoehoenan af naar de
Compagnie toe.
Met de aanstelling van Mangkoenagara III tot opvolger van
diens grootvader (Mangkoenagara II) ontwaarde men voor het
eerst de gewijzigde verhoudingen tussen de Soenan en de Mang
koenagara. In de acte van verband van deze Vorst ddo. 25 Mei
1835 ') toch kwamen, op het woordje „voorkennis" na, geen
blijken van ondergeschiktheid aan de Soenan meer voor.
Terwijl Mangkoenagara II blijkens zijn acte van verband ddo.
25 Januari 1796 moest verklaren, dat hij „door de bijzondere gunst
van de Doorluchtige Nederlandsch Oost-Indische Compagnie,
en Z. H. Pakoe Boewana enz. enz. benoemd en aangesteld" was
tot opvolger van zijn grootvader Mangkoenagara I en behalve
aan de Compagnie ook aan de Soesoehoenan de eed van trouw
moest zweren, hoefde Mangkoenagara III slechts te verklaren,
dat hij „door de bijzondere gunst van het Nederlandsch Gouver
nement en met voorkennis van Z. H. de Soesoehoenan Pakoe
Boewana enz. enz. benoemd en aangesteld" was tot opvolger
van Mangkoenagara II en hoefde verder geen eed van trouw aan
laatstgenoemde Soesoehoenan meer af te leggen.
Blijkens de geheime brief van de Resident van Soerakarta
ddo. 7 Februari 1853 had deze „voorkennis" geen andere inhoud dan
dat bij schrijven van de Gouverneur Generaal aan de Soesoehoe
nan kennis werd gegeven van de verheffing tot Hoofd van het
Mangkoenagarase Huis van genoemde Mangkoenagara III.
Vanaf de erfelijkverklaring der Mangkoenagaranse gronden
aan het geslacht van de eerste Mangkoenagara, was dit Huis zeer
gehecht aan de Compagnie. In alles schikte het zich naar haar
wil. Daartegenover stond het streven van deze om dit Huis meer
en meer aan zich te verbinden door telkens nieuwe gunsten en
voorrechten te verlenen.
Bij resolutie van 1803 werd o. a. het sedert de dood van
Mangkoenagara I ontbonden korps weder opgericht, voor de uit
rusting en het onderhoud waarvan aan Pangeran Aria Praboe
') Te vinden in E. S. de Klerck „De Java-oorlog 1825—'30", deel VI, bij
a
lage LIIl -
9