Page 156 - Als doden een gezicht krijgen_Het DVI Team
P. 156
DVI 16-10-2007 09:42 Pagina 156
ook dat we omstanders en zelfs hulpverleners zo ver mogelijk
van de overleden slachtoffers houden. Het is erg om te zeggen,
maar een ramp mag nog zo erg zijn, lijkenpikkers zijn een cate-
gorie criminelen die geen grenzen kent. Voor hen is de dood een
stimulans, geen hindernis.
Door deze andere manier van werken, is het ook voor het
DVI mogelijk om vroeger op het terrein te zijn. Vijftien jaar ge-
leden werden ze pas opgeroepen als de rampplaats helemaal ‘op-
gekuist’ was. Nu zijn ze gewoon een deel van de keten, een team
dat bij rampen onontbeerlijk is.
Wat is een ramp?
Of we in België voorbereid zijn op rampen? De vraag is eerst en
vooral: wat is een ramp? Theoretisch is het gemakkelijk: als tien
procent van de betrokken personen overleden is. We zijn voor-
bereid op incidenten, op drama’s zoals het Heizeldrama, op ram-
pen zoals de Switelramp. We hebben onze nationale rampenfases
en die werken prima.
Vroeger werd gesproken van rampenfase 1 tot 4. Dat is in 2006
veranderd. Nu worden de fases bepaald door het niveau waarop
ze worden gecoördineerd. Zo is er de gemeentelijke fase. Die wordt
afgekondigd als de omvang van de noodsituatie het beheer ervan
door de burgemeester vereist. Een lokale, zware brand is daar een
voorbeeld van.
Bij de provinciale fase is de tussenkomst van verschillende
hulpdiensten noodzakelijk. Die fase wordt ingeroepen als de om-
vang van de noodsituatie de coördinatie van de gouverneur ver-
eist of wanneer de directe gevolgen van de noodsituatie het grond-
gebied van de gemeente overschrijden. Voorbeeld daarvan is een
brand waarbij zeer giftige dampen vrijkomen die zich versprei-
den. In de federale fase spreken we dan van een crisis. De coör-
dinatie of het beheer ervan moet nationaal gebeuren. Een voor-
beeld hiervan is een aardbeving.
156