Page 11 - LEIFplan deel 2 - PZ (11-21)
P. 11

De manier waarop we omgaan met lijden, sterven en rouwen wordt met andere woorden heel erg gekleurd door
            onze cultuur en onze geloofs- en andere overtuigingen.
            Ze wordt ook gekleurd door ons karakter en de manier waarop we zelf naar het leven kijken. De ene mens praat
            honderduit over zijn emoties, de andere mens is een gesloten boek. De ene mens wil de ander niet lastigvallen met
            zijn problemen, de ander wil en zal gewoonweg alles alleen oplossen. De ene wil zo graag helpen en alles doen
            om de pijn van de ander te verzachten, de ander heeft schrik nog meer verdriet te veroorzaken door erover te
            beginnen praten. We zijn allemaal zo ontzettend anders. En we hebben zo weinig woorden geleerd om te praten
            over lastige en heftige emoties. Vaak durven we er gewoon niet aan beginnen.

              Maar iemand die zwaar ziek of stervend is, leeft nog wel

            Er is ook een keerzijde aan de medaille. Iemand met een palliatieve aandoening verwoordde het zo: “Mijn vrienden
            zijn één na één weggebleven, ze durven met mij niet meer praten. Het lijkt wel alsof ik nu al dood ben.” In een
            koppel zegt de man “Ik weet dat het niet goed gaat met mij, ik voel het, maar ik wil mijn vrouw en kinderen niet
            ongerust maken, dus ik zwijg er liever over”. Zijn vrouw zegt “De diagnose is niet goed, hij heeft niet lang meer,
            maar we hebben de dokter gevraagd om dat niet zo scherp te stellen. Hij mag vooral zijn hoop niet verliezen.”
            En zo geraken we elkaar kwijt, laten we elkaar in de steek. Net op het moment dat de kwaliteit van nog samen
            kunnen leven zo belangrijk is, ontnemen we elkaar dat ‘samen’ zijn. Uit goedbedoelde angst om elkaar te kwetsen
            bijvoorbeeld.
            Het is vooral belangrijk om heel goed te beseffen dat elk mens heel anders omgaat met dezelfde situatie. We
            denken soms dat we weten hoe het voor de ander is, maar meestal is dat niet echt zo. We geven daar vaak vooral
            onze eigen invulling aan. Beter is vragen te stellen naar hoe de ander de situatie ervaart en beleeft. En soms ook
            om gewoon te aanvaarden dat de ander het er niet over wil hebben, ook al zouden we dat zelf zo graag willen.
            Belangrijk is wel om zeker te zijn dat we daarbij de nood van de ander respecteren en niet weglopen van onze
            eigen onzekerheid.

              Je voorbereiden op een gesprek

            Wanneer je het onwennig vindt om een gesprek aan te gaan en je tegelijk ook de ander niet in de steek wilt laten,
            denk dan eens na van waar je onwennigheid komt.

                  •  Ik vind het lastig om mensen te zien lijden of sterven, omdat ik de pijn niet kan oplossen en het sterven
                    niet kan tegenhouden.
                  •  Ik ben bang om overspoeld te worden door heftige emoties van verdriet of kwaadheid, omdat ik daar zelf
                    geen weg mee weet.
                  • Ik ben bang de ander nog meer verdriet aan te doen door erover te spreken.
                  • Ik vind de juiste woorden niet, ik weet niet wat ik moet zeggen.
                  •  Ik ga zelf beginnen huilen, kwaad worden,… want het doet me denken aan iets wat ik zelf heb meege-
                    maakt en ik wil niet dat de ander mijn emotie ziet.
                  • Je vindt vast en zeker nog andere oorzaken voor je onwennigheid…



            En denk daarna eens na over wat de ander nodig zou kunnen hebben, of wat je zelf nodig zou hebben wanneer
            je ongeneeslijk ziek zou zijn of stervend of in rouw.
                  •  Ik wil afscheid kunnen nemen, en dat gaat niet als mensen weg blijven, maar ik kan hen toch niet ‘ver-
                    plichten’ om te komen als ze niet durven.
                  •  Ik ben bang, kwaad, ongerust,… en zou zo graag willen dat iemand mij eens uitnodigt om daar over te
                    praten, zodat ik er niet alleen voor sta. Of ik wil daar niet altijd mijn familie mee belasten, ze doen al zoveel
                    voor mij.
                  •  Als iedereen zich stoer houdt, heb ik het gevoel dat ik mij ook stoer moet houden, maar dat vraagt veel
                    energie. Ik voel me nog meer alleen.



 – 8 –                                                    – 9 –
   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16