Page 148 - 2020-2021 cursus VPK hemodynamische definitief
P. 148

Figuur 151: Incisie en lead plaatsing (Ellenbogen, Wilkoff, Kay, & Lau, 2011)


                •    Controle van de plaats en metingen d.m.v. testpacemaker: men gaat de drempelwaarde van de
                     elektrode (lead) bepalen. Dit is de minimale stroomsterkte die nodig is om een depolarisatie te
                     krijgen. De drempelwaarde moet lager zijn dan 1 mA (amplitude 1 V)
                •    De  stroomsterkte  bij  een  definitieve  pacemaker  is  10  mA  (milliampère)  om  voldoende
                     veiligheidsmarges te voorzien. De stimulatiefrequentie is fysiologisch 72 keer per minuut.
                •    De elektrode wordt aan de vene gefixeerd.
                •    De elektrodepennen worden in de pacemaker gebracht en vastgeschroefd.
                •    De pulsegenerator zelf wordt vervolgens in de huidplooi onder het sleutelbeen geïmplanteerd.
                •    De huid wordt gehecht, gereinigd, ontsmet en steriel afgedekt met een polyurethaanfimverband.


               9.6.5. Verpleegkundige taken en aandachtspunten peroperatief in het katheterisatiekamer
                •    Patiëntenidentificatie door controle armbandje en 2 identificatiecriteria.
                •    Aandacht voor de  beleving  en het comfort van de  zorgvrager. Hier zijn informatie geven en
                     persoonlijke ondersteuning ankerpunten.
                •    Voldoende tijd nemen voor een comfortabele installatie van de patiënt.
                •    Aangeven van materiaal tijdens de procedure.
                •    Zeer strikte toepassing van de steriliteit. Chirurgische procedures zijn hier van toepassing.
                •    Hulp bieden aan de arts door instrumenterende verpleegkundige.
                •    Nauwkeurige observatie van de patiënt: huidskleur, fysieke en psychische klachten, bloeddruk,
                     ademhaling, bewustzijn, vochtigheidsgraad van de huid.
                •    Ecg-bewaking tijdens de ingreep
                         o  Ritmestoornissen  opsporen  vooral  ventrikelextrasystoles,  toename  van  de
                             bradycardie. Rekening houden met levensbedreigende ritmestoornissen zoals asystolie
                             maar ook VT en VF.
                         o  Morfologie van pacemakerritme controleren:
                                 ▪   SPIKE;
                                 ▪   Verbreed QRS-complex;
                                 ▪   DDD ➔ atrium en ventrikel ;
                                 ▪   Stoornissen opsporen:
                                    ✓  Geen sensing of ongelijke pacing.
   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153