Page 13 - 2020-2021 cursus VPK hemodynamische definitief
P. 13

Figuur 6: Lokalisatie en innervatie van de arteriële baroreceptoren (Des Jardins, 2008)

                   4.  Vanuit het rechteratrium
               Bij een overvulling van de rechtervoorkamer zal het hartritme versnellen onder invloed van de nervus
               sympathicus. Dit noemt men de ‘Bainbridge’ reflex (Klabunde, 2012).

                   5.  Zuurstofgebrek
               Het  is  onverschillig  of  dit  zuurstoftekort  wordt  veroorzaakt  door  een  te  lage  PaO2,  door  anemie  of
               onvoldoende circulatie. In geval van te lage zuurstofspanning worden receptoren geprikkeld die ook
               weer in de aorta en arteriae carotis zijn gelegen. Figuur 4 geeft hierbij verduidelijking. Versnelling van
               de hartslag gebeurt waarschijnlijk door adrenaline na activering van de bijnieren door deze receptoren.

               In  geval  van  anemie  of  koolstofmonoxidevergiftiging  functioneren  deze  chemoreceptoren  niet.
               Hierdoor wordt de sinusknoop rechtstreeks getriggerd door de hypoxie onder invloed van de bijnieren
               (Klabunde, 2012).

                   6.  Catecholaminen (adrenaline en noradrenaline)
               Bij  een  bloeddrukdaling  of  door  factoren  van  centrale  herkomst  worden  de  bijnieren  aangezet  om
               catecholaminen aan het bloed af te geven. Behalve de vaatvernauwende werking (α-werking) hebben
               deze stoffen een rechtstreekse invloed op het hart, waarvan de polsversnelling er één is (-werking)
               (Klabunde, 2012).


               1.2.1.1. Relatie slagvolume en polsfrequentie
               Als  de  polsslag  toeneemt  zal  ook  het  hartdebiet  stijgen.  De  polsfrequentie  kan  met  een  factor  drie
               toenemen,  doch  een  polsfrequentie  boven  de  180  slagen  per  minuut  resulteert  in  een  daling  van
               hartdebiet.  Goed  getrainde  sporters  vertrekken  van  een  lagere  polsfrequentie  (bv.  40/’)  en  kunnen
               daardoor tot een factor 4,5 gaan voor dat decompensatie optreedt. Deze verminderde cardiac output is
               het gevolg van een gedaald slagvolume.
   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18