Page 58 - ARUBA BANK
P. 58

De praktijk van het ondergronds bankieren kwam aan het licht in een eerder drugsonderzoek,
               waaruit bleek dat door de verdachten van dat onderzoek gebruik werd gemaakt van de diensten
               van  één  van  de  verdachten  in  de  zaak  Hamburg,  die  gelden  van  de  verdachten  in  het
               drugsonderzoek wisselde of verzond naar andere landen. Ook werd vastgesteld dat contante
               geldtransporten naar andere landen werden verzorgd, waarvan geen aangifte werd gedaan bij

               de           douane          zoals          de          wet          dat          voorschrijft.
               Onder  leiding  van  het  Openbaar  Ministerie,  werd  vervolgens  door  het  RST
               (Recherchesamenwerkings Team) een onderzoek gestart naar deze verdachte. Dat onderzoek
               heeft                       anderhalf                      jaar                      geduurd.


               In  het  onderzoek  Hamburg  kwam  naar  voren  dat  met  name  twee  van  de  verdachten  een
               uitgebreide            grensoverschrijdende             bankierpraktijk           uitoefenden.
               Vrijwel  wekelijks  werden  over  een  langere  periode  bedragen  van  tussen  de  $  500,-  en  $
               100.000,- naar het buitenland overgemaakt. Daarvoor werden dan telkens provisies van veelal
               5%, maar soms ook oplopend tot wel 8 % berekend. Daardoor werden, zo is de verdenking,

               langzaam aanzienlijke contante illegale inkomsten gegenereerd. In het kader van het onderzoek
               werden  bij  huiszoekingen  dan  ook  aanzienlijke  contante  geldbedragen  in  beslag  genomen.

               Met die inkomsten werden vervolgens (mede) onroerende goederen aangeschaft en betaald.

               Daarbij  werd  een  gedeelte  van  die  inkomsten  contant  aan  derden  gegeven,  die  die  gelden
               vervolgens  weer  op  de  bankrekeningen  van  de  verdachte  terugboekten.  Vervolgens  werden
               vanaf die rekeningen de onroerende goederen betaald. Daardoor werd de schijn werd gewekt
               dat die gelden van derden werden geleend, terwijl die gelden in feiten van de verdachten zelf
               waren. Volgens het Openbaar Ministerie is er daarom naast de verdenking van ondergronds
               bankieren         sprake        van        het        vermoeden         van        witwassen.


               Tegen alle verdachten zijn gevangenisstraffen en forse geldboetes geëist. De rechter doet op 6
               maart 2018 uitspraak.


               Hiernaast  wordt  een  bestuurlijke  rapportage  gepland,  waarin  de  problematiek  van  het
               ondergronds bankieren wordt omschreven en kaders worden aangereikt om die problematiek
               structureel aan te pakken.
   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63