Page 68 - !ROA2017-02
P. 68
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
afbeelding 5.12. Standaard clothoïde
toepassing
Een overgangsboog wordt toegepast in de volgende gevallen:
- tussen een rechtstand en een cirkelboog:
. toepassen als de horizontale boogstraal (R) kleiner is dan de waarden genoemd in tabel
5.18 (zie afbeelding 5.13 A);
- tussen twee gelijkgerichte bogen (met stralen R 1 en R 2 ):
. voor de keuze van parameter A is de kleinste aangrenzende boogstraal (R 1 ) maatgevend
boven de straal van de grotere boog (R 2 ). De overgangsboog verloopt dan van R 1 naar R 2 ,
waarmee het gedeelte van R 2 tot R = komt te vervallen (zie afbeelding 5.13 B en C).
Aaneensluiting van overgangsbogen waarbij de lengte van de cirkelbogen tot nul
gereduceerd wordt, dient te worden vermeden in verband met knikken in het wegbeeld. In
geval dat een cirkelboog is gelegen tussen twee overgangsbogen, dient in ieder geval de
minimale booglengte gehanteerd te worden (zie tabel 5.14 en afbeelding 5.13 D);
- tussen twee tegengesteld gerichte cirkelbogen (met stralen R 1 en R 2 ):
. hierbij is in het punt van de overgang van de ene naar de andere overgangsboog geen
kromming aanwezig en zijn, afhankelijk van de aansluitende boogstralen, zodoende twee
tegengesteld gerichte overgangsbogen vereist (zie afbeelding 5.13 E). In deze situatie
kunnen zodoende dezelfde stappen worden gevolgd als bij een overgangsboog tussen een
rechtstand en een cirkelboog.
Een overgangsboog wordt niet toegepast, indien:
- een rechtstand aansluit op een cirkelboog met een boogstraal boven de waarden van tabel
5.18;
- beide aansluitende horizontale bogen een boogstraal hebben, die boven de waarden van tabel
5.18 ligt.
Pagina 68 van 168