Page 153 - !ROA2017-02
P. 153
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
- dwarsprofiel: in tunnels gelden aanvullende/afwijkende eisen voor de maatvoering en
inrichting van het dwarsprofiel;
- zichtlengte: strengere eisen aan wegverloopzicht, afwijkende eisen aan anticipatiezicht;
- horizontale bogen: de tunnelwand en/of de afschermingsvoorziening vormen een continue
zichtbeperkend object, waarop bij de dimensionering van horizontale bogen getoetst moet
worden;
- verticale holle bogen: het tunnelplafond in combinatie met tunnelsystemen/-installaties vormt
een continue zichtbeperkend object, waarop bij de dimensionering van verticale bogen
getoetst moet worden;
- langshelling en verticale rechtstand: grote hellingspercentages zijn niet toegestaan;
- profiel van vrije ruimte: in tunnels hoeft geen rekening gehouden te worden met een
overlagingsmarge. Wel is er een raakvlak met tunnelinstallaties en -systemen;
- convergentie- en divergentiepunten: er worden in en rond tunnels specifieke eisen gesteld aan
de locatie van convergentie- en divergentiepunten;
- afschermingsvoorzieningen: in tunnels worden bij voorkeur barriers toegepast.
In deze paragraaf staan bovenstaande aandachtspunten nader beschreven.
9.2.1 Dwarsprofiel
In tunnels gaat extra aandacht uit naar de rijbaanbreedte, de afstand tot de tunnelwand,
ruimtereservering voor extra capaciteit en het omgaan met tegenverkeer.
Rijbaanbreedte
In tunnels gelden afwijkende eisen voor de rijbaanbreedte (zie paragraaf 5.4.2). In het
Bouwbesluit 2012 is sprake van een maat van 7,00 m voor de constructieve vloer. Dit is de maat
tussen de wanden dus bijvoorbeeld inclusief de vloer onder de barriers. Uitgaande van een
breedte van de barriers van 0,30m (halve barrier tegen de wand) komt de
minimumrijbaanbreedte daarmee op 7,00 – 2 x 0,30 = 6,40 m.
Voor meerstrooks rijbanen geldt geen minimum.
tabel 9.1. Minimale rijbaanbreedte tunnels
ontwerpsnelheid rijbaanbreedte
120 km/u
90 km/u 6,40 m
70 km/u
50 km/u
Vluchtstrook
In bediende tunnels worden conform de beleidsrichtlijn geen vluchtstroken en vluchthavens
27
toegepast . Wel wordt een redresseerstrook rechts toegepast.
In onbediende tunnels wordt wel een vluchtstrook toegepast, met een breedte van 3,15m
(gemeten vanaf buitenkant kantstreep). Dit is de minimumbreedte zoals aangegeven in
paragraaf 5.4.4.
27
Bediening is wettelijk verplicht vanaf een tunnellengte van 500m. Uit het oogpunt van veiligheid is het toepassen van een
vluchtstrook in bediende tunnels niet noodzakelijk, omdat andere voorzieningen in de tunnel zorg dragen voor een veilige
incidentafhandeling. Bij kleine incidenten worden een of meer rijstroken afgesloten en bij grote incidenten worden minimaal twee
verkeersbuizen afgesloten, opdat de hulpverleningsdiensten het incident via de veilige verkeersbuis (de buis naast de incidentbuis)
kunnen benaderen.
Pagina 153 van 168