Page 157 - !ROA2017-02
P. 157
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
Voor de standaard weginrichting (zie
tabel 9.3) worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- ontwerpsnelheid hoofdbaan is 120 km/u;
- bij de bepaling van de afstand tussen binnenkant kantstreep en het zichtbelemmerend object
(d z ) is de afschermingsvoorziening als maatgevend zichtbeperkend element aangemerkt en is
ervan uitgegaan dat de situatie aan de (standaard) middenbermzijde maatgevend is vanwege
de smallere berm en het feit dat de bestuurder links in de auto zit. In afwijkende situaties
dient een berekening met een andere waarde voor d z te worden verricht;
- voertuig op linkerrijstrook in linksdraaiende boog is maatgevend vanwege het feit dat de
bestuurder links in de auto zit en omdat de middenbermzijde smaller is vormgegeven;
- berekening stopzichtlengte op basis van ‘natte wrijvingscoëfficiënt’, zoals bij standaard
wegvakken;
- de afstand tussen binnenkant kantstreep en waarneempunt (bestuurder) (d w ) is op basis van
een rijstrookbreedte van 3,50 m bepaald. Bij een afwijkende rijstrookbreedte wordt de
grootte van d w in verhouding berekend.
Bij een andere inrichting van het dwarsprofiel zullen andere boogstralen worden aangetroffen;
hiertoe dient de berekening te worden uitgevoerd met de van toepassing zijnde dimensies.
Indien een wegvak in een horizontale boog onvoldoende zichtlengte biedt, dient een ruimere
boogstraal te worden toegepast. Een alternatief is het vergroten van de afstand tussen het
zichtbelemmerende object en de kantstreep door het object verder van de verharding af te
plaatsen of door het dwarsprofiel anders in te delen, waarbij in acht moet worden genomen dat
de afstand van de buitenste rijstrook tot de tunnelwand over de gehele lengte van de tunnel
gelijk dient te blijven om misleiding te voorkomen. Een verlaging van de ontwerpsnelheid is
geen optie wanneer dit niet overeenkomt met de aansluitende wegvakken of met de functie van
de weg in het netwerk.
9.2.4 Verticaal alignement
In tunnels gelden specifieke eisen aan verticale holle bogen, verticale rechtstanden en
hellingspercentages.
verticale bogen
Bij holle bogen in tunnels is in afwijking van standaard wegvakken de benodigde zichtlengte het
maatgevende dimensioneringscriterium. De in een holle boog gelegen weg kan immers
verdwijnen achter het plafond van de tunnel, in combinatie met eventuele objecten als
signalering, bewegwijzering en installaties.
Maatgevend is een vrachtwagen, omdat dit voertuig de grootste ooghoogte heeft. De minimale
boogstraal van de bolle boog wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
(L ) 2
R v, min z
2 ( * h h h h h ) 2
t
t
o
Hierin is (zie ook
afbeelding 9.4):
- L z : zichtlengte (m);
- R v,min : minimale verticale boogstraal holle boog (m);
28
- h t : hoogte van het zichtbelemmerende object boven het wegdek (m);
28 Hiervoor wordt het PvR aangehouden, omdat hierbuiten zichtbelemmerende objecten toegepast mogen worden.
Pagina 157 van 168