Page 160 - !ROA2017-02
P. 160
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
Het profiel van vrije ruimte dient aanwezig te zijn tussen de tenen van de barriers (of de
buitenzijde van de geleiderail). Met nadruk wordt opgemerkt dat het verticale profiel van vrije
ruimte dus over de volledige rijbaanbreedte aanwezig dient te zijn.
9.2.6 Convergentie- en divergentiepunten
Bij het ontwerp van convergentie- en divergentiepunten wordt het document ‘Wegontwerp in
Tunnels - convergentie- en divergentiepunten in en nabij tunnels’ versie 1.1 (Rijkswaterstaat,
juli 2008) als Verkeerskundige Afspraak (VkA) gehanteerd. Deze stelt dat bij het ontwerp van
convergentie- en divergentiepunten in en rond tunnels de volgende aanpak moet worden
gehanteerd:
1. ontwerp de discontinuïteit op voldoende afstand buiten de tunnelmond (dan wel het in- of
uitgangsportaal);
2. bij onvoldoende ruimte tussen discontinuïteit buiten tunnel en tunnelmond: onderzoek of het
ontwerp kan worden aangepast; indien dat niet mogelijk is: onderzoek of met compenserende
maatregelen alsnog een acceptabel veiligheidsniveau verkregen wordt;
3. alleen indien een discontinuïteit buiten de tunnel niet veilig kan worden ontworpen c.q.
ruimtelijk niet inpasbaar is: ga na of de discontinuïteit in de tunnel kan worden ontworpen.
Hierbij geldt dat niet alleen de minimale afstanden tot de tunnelmonden moeten worden
aangehouden, maar altijd ook verdere compenserende maatregelen moeten worden genomen,
omdat er sprake is van een hoger risico dan bij een discontinuïteit buiten de tunnel.
In het geval dat compenserende maatregelen vereist zijn, dient een deskundige te beoordelen of
en met welke combinatie van maatregelen alsnog een acceptabel ontwerp verkregen kan
worden. Het toepassen van compenserende maatregelen hoeft niet altijd te betekenen dat met
compenserende maatregelen een convergentie- of divergentiepunt in een tunnel acceptabel is;
in bepaalde gevallen kan het effect van compenserende maatregelen onvoldoende zijn, waardoor
een configuratie als nog als onacceptabel wordt beoordeeld.
discontinuïteit op voldoende afstand buiten tunnel
Als een convergentie- of divergentiepunt voor of na een tunnel is gepland en op voldoende
afstand van de tunnelingang of tunneluitgang (dan wel het in- of uitgangsportaal) is gelegen,
waarbij ook aan alle overige ontwerptechnische randvoorwaarden is voldaan, dan is de
configuratie acceptabel. Dit betekent dat er geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
In tabel 9. staan de wenselijke afstanden tussen de tunnelmond en de discontinuïteit
weergegeven. Deze waarden lijken in lichte mate af te wijken van de zogenoemde “10-
secondenregel uit de Europese tunnelrichtlijn (2004-54-EG). De Europese tunnelrichtlijn is
echter niet op alle punten duidelijk te interpreteren. Voor de (theoretische) onderbouwing van
deze waarden wordt verwezen naar ‘Wegontwerp in Tunnels - convergentie- en
divergentiepunten in en nabij tunnels’, Rijkswaterstaat, juli 2008.
De afstanden worden toegepast ten opzichte van het begin van het gesloten deel van de tunnel,
waarbij het lichtrooster niet meetelt. Het lichtrooster is bedoeld om de overgang van licht naar
donker geleidelijk te laten verlopen (hetzelfde effect kan ook door ingangverlichting worden
bereikt).
Pagina 160 van 168