Page 163 - !ROA2017-02
P. 163

Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017








                      Belangrijke aandachtspunten bij het toepassen van discontinuïteiten in tunnels zijn de overgang
                      van licht naar donker op de toerit en de afrit. Ook voor deze punten geldt dat de weggebruiker
                      tijd nodig heeft om zich aan te passen aan de gewijzigde lichtomstandigheden. Gedurende deze
                      periode mogen geen rijtaakverzwarende elementen aanwezig zijn, zoals krappe bogen, kans op
                      stilstaand verkeer en rijstrookwisselingen.

                      Voor een overzicht van enkele compenserende maatregelen die (kwalitatief) zijn onderzocht op
                      hun risicoverlagend effect wordt verwezen naar ‘Wegontwerp in Tunnels - convergentie- en
                      divergentiepunten nabij tunnels’, Rijkswaterstaat, juli 2008.



           9.2.7      Afschermingsvoorzieningen
                      In tunnels worden barriers toegepast als afschermingsvoorziening. De teen van de barrier
                      markeert de begrenzing van het profiel van vrije ruimte, zowel in horizontale als in verticale zin.

                      Er wordt gebruik gemaakt van halve barriers die bij bediende tunnels direct tegen de tunnelwand
                      worden geplaatst. Ter plaatse van onderbrekingen in de afschermingsvoorziening (bij de
                      vluchtdeuren) dienen voorzieningen ten behoeve van de verkeersveiligheid gerealiseerd te
                      worden.

                      Bij onbediende tunnels worden de halve barriers niet direct tegen de wand geplaatst, maar
                      wordt er (naast een vluchtstrook, zie paragraaf 8.2.1) voorzien in een veilige opstelruimte achter
                      de barrier voor de inzittenden van een gestrand voertuig. De ruimte achter de halve barrier
                      bedraagt 0,60m. Op een regelmatige onderlinge afstand van maximaal 50m moet een
                      overstapvoorziening worden gerealiseerd die de personen helpt zich achter de barrier te
                      begeven.



           9.3        Wegbeeld
                      In tunnels dient bovenop de in paragraaf 5.6 genoemde wegbeeldaspecten extra aandacht uit te
                      gaan naar het volgende:
                      -  overgang van de open naar de gesloten situatie;
                      -  omgeving van de tunnelingang en -uitgang.


                      overgang van de open naar de gesloten situatie
                      Een tunnel is in de beleving van de weggebruiker een onderbreking in het wegbeeld. Om
                      nadelige effecten op het rijgedrag van bestuurders te voorkomen, is aandacht noodzakelijk voor
                      de vormgeving van de overgang van de open naar de gesloten situatie en vice versa en de
                      vormgeving van tunnelelementen (o.a. de tunnelwanden).

                      Zo blijkt het gunstig te zijn als autobestuurders kunnen anticiperen op het binnenrijden van de
                      tunnel. Dit kan het beste door de toeritten in een ruime horizontale boog te leggen, waardoor de
                      afstand tot het tunnelportaal (en voorliggende auto’s) goed kan worden ingeschat. Voor een
                      uitgebreider overzicht van aandachtspunten wordt verwezen naar de Veiligheidsrichtlijnen deel C
                      (VRC), 2009.

                      Per project dient door de wegontwerper een inschatting gemaakt te worden van het wegbeeld
                      dat bestuurders zullen ervaren.






                                                                                                 Pagina 163 van 168
   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168