Page 161 - !ROA2017-02
P. 161
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
tabel 9.5. Minimale afstanden tussen discontinuïteit buiten de tunnel en tunnelmond
type locatie 120 km/u* 90 km/u* meetpunten***
**
voor de tunnel 575 m (750 430 m (565 puntstuk - tunnelingang
invoeging m) m)
na de tunnel 180 m 120 m tunneluitgang - puntstuk
voor de tunnel 275 m (400 210 m (300 puntstuk - tunnelingang
uitvoeging m) m)
na de tunnel 480 m 345 m tunneluitgang - puntstuk
voor de tunnel 375 m 285 m puntstuk - tunnelingang
samenvoeging
na de tunnel 180 m 120 m tunneluitgang - puntstuk
voor de tunnel 275 m (400 210 m (300 puntstuk - tunnelingang
splitsing m) m)
na de tunnel 900 m 675 m tunneluitgang - puntstuk
voor de tunnel 390 m 295 m puntstuk - tunnelingang
weefvak
na de tunnel 180 m 120 m tunneluitgang - puntstuk
voor de tunnel 400 m 300 m einde rijstrook - tunnelingang
tunneluitgang - eerste
strookbeëindiging
na de tunnel 295 m 205 m aankondiging
rijstrookbeëindiging
voor de tunnel 200 m (400 150 m (300 begin extra rijstrook -
extra m) m) tunnelingang
rijstrook**** na de tunnel tunneluitgang - begin extra
105 m 65 m rijstrook
* Tussen haakjes zijn de minimale lengtes weergegeven die van toepassing zijn op tunnels met hellingen
(zinktunnels). Bij de samenvoeging en de rijstrookbeëindiging en het weefvak zijn geen specifieke waarden
voor zinktunnels aangegeven, omdat de toepassing van andere risicobenaderingen nauwelijks tot grotere
minimale afstanden leidt.
** De waarden in de kolom voor 90 km/u zijn een lineaire interpolatie van de cijfers uit ‘Wegontwerp in
Tunnels - convergentie- en divergentiepunten nabij tunnels’ (Rijkswaterstaat, juli 2008) op basis van 100
km/u en 80 km/u.
*** Met de aanduiding puntstuk wordt de spitse punt van het puntstuk bedoeld.
**** Een extra rijstrook nabij een tunnel(mond) wordt net als een extra rijstrook buiten de tunnel aan de
linkerzijde toegevoegd. Aandacht gaat hierbij uit naar de afstand tot de eventueel nog aanwezige
tunnelwand, zoals beschreven in 9.2.1.
discontinuïteit op onvoldoende afstand buiten tunnel
Als een convergentie- of divergentiepunt voor of na een tunnel is gepland, maar er vanwege
zwaarwegende redenen niet kan worden voldaan aan de minimale afstand tot de tunnelingang of
tunneluitgang, dan moet onderzocht worden of met compenserende maatregelen het
veiligheidsniveau alsnog op een acceptabel niveau kan worden gebracht. Voor een overzicht van
enkele compenserende maatregelen die (kwalitatief) zijn onderzocht op hun risicoverlagend
effect wordt verwezen naar ‘Wegontwerp in Tunnels - convergentie- en divergentiepunten nabij
tunnels’, Rijkswaterstaat, juli 2008.
discontinuïteit in tunnel
Omdat de gevolgen van een incident in een tunnel ernstiger zijn dan de gevolgen van eenzelfde
incident in de open lucht, moet in alle gevallen getracht worden het convergentie- of
divergentiepunt buiten de tunnel (op voldoende afstand van de tunnelingang- of uitgang) te
realiseren. Bovendien nemen toe- en afritten in een tunnel problemen met de oriëntatie van de
weggebruiker met zich mee.
Pagina 161 van 168