Page 96 - !ROA2017-02
P. 96
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
bedraagt 1:6. Bij grotere hoogteverschillen tussen de rijbaan en het omliggende gebied wordt
aanvullend aan de berm een talud toegepast.
De eisen aan neergaande taluds binnen de obstakelvrije zone zijn als volgt:
- helling 1:3 of flauwer;
- straal boven- en onderafronding minimaal 9 m.
De kans op ongevallen met een ernstige afloop is kleiner naarmate de taludhelling flauwer is dan
1
1:3. De breedte van de bovenberm (OZ ) bedraagt conform de vluchtruimte ten minste 2,50 m,
2
gemeten tot aan de snijlijn van bovenberm en talud. De breedte van de onderberm (OZ ) is
afhankelijk van het hoogteverschil en de ontwerpsnelheid, zoals in afbeelding 5.30 is toegelicht.
De bovenstaande eisen zijn nader toegelicht in afbeelding 5.31. Voor aanvullende richtlijnen aan
neergaande taluds wordt verwezen naar de Richtlijn ‘Veilige inrichting van Bermen’.
afbeelding 5.31. Eisen neergaand talud binnen de obstakelvrije zone
opgaand talud
De maximale helling van een berm binnen de obstakelvrije zone bedraagt 1:6. Bij grotere
hoogteverschillen tussen de rijbaan en het omliggende gebied dient het hoogteverschil met een
talud te worden overwonnen.
Voor opgaande taluds binnen de obstakelvrije zone gelden de volgende eisen:
- helling 1:2 of flauwer;
- onder- en bovenafronding minimaal 6 m.
De bovenstaande eisen zijn nader toegelicht in afbeelding 5.32. Voor aanvullende richtlijnen aan
opgaande taluds wordt verwezen naar de Richtlijn ‘Veilige inrichting van Bermen’.
Pagina 96 van 168