Page 134 - !ROA2017-02
P. 134
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
Binnen splitsingen wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende standaardoplossingen:
- splitsingen met een gelijkblijvend aantal rijstroken;
- splitsingen met een toenemend aantal rijstroken.
splitsing met een gelijkblijvend aantal rijstroken
Bij een standaard splitsing is de som van het aantal rijstroken voor en na het divergentiepunt
gelijk. De standaardoplossing hiervoor is weergegeven in afbeelding 6.12. De maatgevende
lengtes zijn vermeld in tabel 6.13.
afbeelding 6.12. Splitsingen met een gelijkblijvend aantal rijstroken
tabel 6.13. Eisen aan dimensionering splitsing
lengte voor eind puntstuk waarop lengte na eind puntstuk waarop
hoek tussen
ontwerpsnelheid toeleidenderijbanen (nagenoeg) beide rijbanen (nagenoeg)
splitsende rijbanen*
recht ligt recht en op gelijke hoogte liggen
120 km/u 200 m 200 m 3 % tg 4 %
90 km/u 150 m 150 m 3 % tg 6 %
70 km/u 120 m 120 m 3 % tg 8 %
50 km/u 100 m 100 m 3 % tg 10 %
* voor het overige gelden dezelfde eisen aan het puntstuk als bij de uitvoeging, zie paragraaf 6.3.
Vanwege de door te zetten ontwerpsnelheid na het puntstuk, behoeft een splitsing geen
deceleratielengte. Het karakter van de weg mag pas na de in tabel 6.13 genoemde lengte
aangepast worden.
Ter ondersteuning van het onderscheid met een uitvoeging, wordt gekozen voor een kleine
splitsingshoek. Hierdoor krijgt de splitsing een vloeiender verloop. De hoeken van de splitsende
rijbanen met de oorspronkelijke rijbaan zijn bij voorkeur gelijk (en daarmee de helft van de
totale hoek). Indien dit niet inpasbaar is, wordt één van de rijbanen in het verlengde van de
oorspronkelijke rijbaan gelegd.
Voor de enkele dan wel beide afbuigende rijbanen worden de buitenzijden van de rijbanen ter
hoogte van het splitsingspunt vormgegeven met horizontale bogen. De binnenzijden (langs het
puntstuk) worden opgebouwd uit rechtstanden, die na het splitsingspunt overgaan in horizontale
bogen.
Ter bevordering van de zichtbaarheid van de splitsing is het gewenst de enkele dan wel beide
afbuigende rijbanen ter hoogte van het begin van het puntstuk te verbreden (gaping) met
maximaal 1,0 m. De gaping wordt geleidelijk opgebouwd en heeft een maximale lengte van 200
m.
Pagina 134 van 168