Page 137 - !ROA2017-02
P. 137
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
hier aanleiding toe geeft. Bij grotere lengte wordt een invoeging gevolgd door een uitvoeging
toegepast. Indien dit uit het oogpunt van capaciteit niet mogelijk is, wordt een extra rijstrook en
een rijstrookbeëindiging op de doorgaande rijbaan toegepast, of er wordt een samenvoeging
gevolgd door een splitsing toegepast. Een combinatie van beiden is eveneens mogelijk (zie
afbeelding 6.15). Hierbij geldt de oplossing met een gecombineerde samenvoeging en splitsing
als minst gewenst vanwege de resulterende rijstrookwisselingen voor vrachtverkeer. De
voorkeur voor de te kiezen oplossing is afhankelijk van de verkeersstromen, maar gaat in
principe uit naar situaties waarbij in- en uitvoegingen worden gecombineerd met een extra
rijstrook en/of een rijstrookbeëindiging aan de linkerzijde.
afbeelding 6.15. Oplossingen bij grotere afstand tussen convergentiepunt en divergentiepunt
6.6.1 Gelijkwaardigheid van de verkeersstromen
Voor de categorisering van weefvakken wordt onderscheid gemaakt in:
- weefvakken voor gelijkwaardige verkeersstromen;
- weervakken voor ongelijkwaardige verkeersstromen.
weefvakken voor gelijkwaardige verkeersstromen
Een weefvak voor gelijkwaardige verkeersstromen is een samenstel van een samenvoeging en
een splitsing. Het wordt toegepast indien er op basis van de netwerkcategorisering geen
hiërarchisch onderscheid gemaakt kan worden tussen de rijbanen. Op hoofdlijnen betekent dit
23
dat de convergerende / divergerende rijbanen dezelfde ontwerpsnelheden hebben. Dit doet
zich bijvoorbeeld voor wanneer twee (doorgaande) autosnelwegen over enige lengte parallel
lopen.
Voor de dimensionering van de puntstukken en van de toeleidende en afbuigende rijbanen
worden voor weefvakken met gelijkwaardige verkeersstromen de eisen zoals omschreven onder
samenvoeging en splitsing aangehouden.
23 Naast gelijke ontwerpsnelheden zijn er nog enkele situaties wanneer sprake is van weefvakken voor gelijkwaardige
verkeersstromen: er is sprake van gelijkwaardig convergentiepunt wanneer wordt voldaan aan de toepassingseisen voor een
samenvoeging (paragraaf 4.5.6); er is sprake van gelijkwaardig divergentiepunt wanneer wordt voldaan aan de toepassingseisen voor
een splitsing (paragraaf 4.5.7).
Pagina 137 van 168