Page 17 - !ROA2017-02
P. 17
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
afbeelding 4.1. Overzicht rijbaantypes
Hoofdbanen zijn bedoeld voor een goede doorstroming en homogeniteit van het doorgaand
snelverkeer. Dit houdt in dat het ontwerp moet voorzien in een zo groot mogelijke continuïteit
van hoofdbanen. Immers, de uitwisseling van het verkeer met het onderliggende wegennet of
met andere autosnelwegen op de hoofdbaan leidt tot turbulentie in de verkeersstroom en
daarmee mogelijk tot snelheidsverschillen en verkeersonveiligheid. Indien er sprake is van veel
verstoringen op korte afstand is het verstandig een deel van de functies van de hoofdbaan te
verplaatsen naar rangeer- of parallelbanen. Dit zorgt voor een meer continue verkeersbeeld op
de hoofdbaan.
Ten behoeve van de continuïteit van de hoofdstroom moet verkeer op een doorgaande route met
dezelfde ontwerpsnelheid en zonder in- en uitvoegen kunnen doorrijden. Wat de doorgaande
route is, volgt uit de netwerkvisie; doorgaans gaat het om de route met hetzelfde A-nummer.
Indien overgangen in ontwerpsnelheden toch noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld bij de overgang van
een Autosnelweg naar een Stadsautosnelweg, dienen deze duidelijk herkenbaar te zijn. Bij
voorkeur gebeurt dit in knooppunten. Een tweede, minder gewenste, optie is om de overgang te
laten samenvallen met een herkenbaar baken, zoals bijvoorbeeld een dominant aanwezig
kunstwerk over de snelweg. Een aanpassing van de ontwerpsnelheid moet altijd voor de
weggebruiker tot uiting komen in het ontwerp en in de inrichting van de weg.
Knooppunten en (in mindere mate) aansluitingen vormen de verbindingen tussen de
verschillende tracés. Deze onderdelen zijn beeldbepalend in het ontwerp van een autosnelweg
en dienen zodanig ontworpen te worden dat iedere verkeersstroom een passende
verkeersafwikkeling krijgt. De AGR vereist dat knooppunten ongelijkvloers zijn.
De overgangen tussen verschillende typen rijbanen zijn discontinuïteiten. Deze zijn een
belangrijk aandachtspunt in het ontwerp van de autosnelweg, omdat ze grote invloed hebben op
de doorstroming. In de praktijk geldt dat discontinuïteiten (met name convergerende) vaak
werken als bottleneck. Dit dient in het ontwerp zoveel mogelijk te worden voorkomen door de
juiste oplossingsvorm en dimensionering toe te passen.
Pagina 17 van 168