Page 51 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 51

verdacht  zijn,  dat  er  naast  de  in  de  Rijksbladen  opgenomen
          verordeningen  nog  andere  pranatans  bestaan,  welke  toegepast
          moeten  worden.  Vooral  is  dit  erg  jammer,  nu  men  dit  Rijksblad
          blijkbaar  als  een  sluitstuk  voor  de  oude  pranatans  beschouwt.
          Na  dien  is  er  geen  enkele  oude  pranatan  meer  in  het  Rijksblad
          opgenomen !
              Bij  Rijksblad  1917  no.  2 wordt  bepaald,  dat  alle  tot  op 28
          December  1916  reeds  afgekondigde  algemene  verordeningen  met
          strafbepalingen  tegen  de  overtreding  van  de  daarin  vervatte
          voorschriften,  die  niet  reeds  op  hen  toepasselijk  zijn,  voortaan
          op de  onderhorigen  van  het  Hoofd  van  het  Mangkoenagarase
          Huis  van  toepassing  zijn,  voor  zover  uit  de  aard  dier  verorde­
          ningen niet  blijkt, dat zij  niet  op die  onderhorigen  van  toepassing
          kunnen  zijn.
              Met  dit  „kunnen"  bedoelde  men  enkel  uit  te  sluiten  die
          algemene  verordeningen,  welke  bv.  alleen  op  Europeanen  be­
          trekking  kunnen  hebben.  In  geen  geval  mag  men  dit  voorschrift
          dan  ook  in  verband  brengen  met  het  „bestaanbaar  zijn  met  het
          gelaten  recht  van  zelfbestuur".

          15.  Door  de  toepasselijk  verklaring „en  gross"  bij  R.  1917  no. 2
          van  algemene  verordeningen  met  strafbepalingen  tegen  de  over­
          treding  van  de daarin vervatte voorschriften, kreeg de strafverorde­
          ningsbevoegdheid  van het Mangkoenagarase Rijk  één  knauw  meer.
          De  eerste  hap  was  reeds  eerder  bij  Stbl.  1911  no.  569  gedaan.
              Het  Mangkoenagarase  Rijk,  dat  als  zelfbesturende  landschap
          adatrechtelijk  deze  strafverordeningsbevoegheid  volledig  bezat,
          zag  zijn  bevoegdheid  daartoe  immers  beperkt  door  genoemde
          inmengingen  van  wege  de  Ned.  Ind.  Regering.
              Deze  beperking van  de  Mangkoenagarase  strafverordenings­
          bevoegdheid  bij  Stbl.  1911  no.  569  (art.  1  onder  B  III  en  het
          deel  strafzaken  onder  art.  2) zou  deze  tot  nul  kunnen  reduceren,
          bestond  er  een  Gouvernementsrechter,  die  op  grond  van  de
          ongeldigheid  van  de  genoemde  bepalingen  sedert  het  in werking
          treden  van  art.  1 Strafwetboek  1918  de zelfbestuursverordeningen
          met  strafbepaling  niet  wou  toepassen, op grond van overwegingen
          als die  van  van  Vollenhoven  in  zijn  adatrecht  I  pag.  655  en  II
          pag.  478.  Gelukkig  bestaat  er  tot  nog  toe  nog  geen  enkele
          rechter,  die  de  toepassing  van  de  gewraakte  pranatans  heeft
          geweigerd.

                                                                     45
   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56