Page 61 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 61

Een  aanvulling  van  de  regeling  over  de justiciabelen  van  de
           Mangkoenagaranse   verwanten-rechtspraak  vinden  we  in  de
          pranatan  van  29  Augustus  1935  no.  11 /R,  die  een  wijziging  is
          van  de  pranatan  van  13  December  1930  no.  17/R.
               Deze  aanvulling  dient  ter  voorkoming  van  geschillen  over
           rechtmacht  tussen  rechtbanken  en  gerechten  van  verschillende
          Zelfbesturen  onderling.

          26.  Ter  voorkoming  van  voornoemde  geschillen,  welke  uit  de
          regeling  van  het  rechtswezen  in de  Vorstenlanden  zouden kunnen
          voortvloeien,  wordt  eerst  bij  pranatan  opgenomen  in  R.  1930 no.
          18,  laatstelijk  bij  pranatan  van  29  Augustus  1935  no.  11/R  op­
          genomen  in  R.  1935  no.  11,  welke,  blijkens  de  overweging  met
          goedvinden  der  beide  andere  Vorsten  (Solo  en  Djocja)  is  tot
          stand  gebracht,  bepaald,  dat  ingeval  volgens  de  bepalingen  in
          art.  2 § 1  van  de  ordonnantie  in  Stbl.  1903  no.  8 een  strafzaak
          of  burgerlijke  zaak  onderworpen  is  aan  de  kennisneming  en  be­
          slissing  van meer  dan één  Vorst, terzake  de in  genoemde pranatan
          staande  bepalingen  zullen  gelden  met  dien  verstande,  dat  steeds
          bij uitsluiting aan de  Mangkoenagaranse  rechtsmacht  onderworpen
           blijven  de  strafzaken  en  burgerlijke  zaken  tegen :
          1.   de  hoofd-  en  bijvrouwen  van  de  regerende  Vorst  en  van
          geregeerd  hebbende  Vorsten," zowel  in  leven als  reeds overleden;
          2.   de  bloedverwanten  in  de  eerste  graad  van  de  regerende
          Vorst  en  van  geregeerd  hebbende  Vorsten,  zowel  in  leven  als
          reeds  overleden;
          3.   de  Patih;
          4.   de  hoofdofficieren  van het  Legioen van  Mangkoenagara, vanaf
          de  rang  van  luitenant-kolonel;
          5.   de  oudste  corps-commandant  van  het  Legioen  van  Mang­
          koenagara,  indien  niet  reeds  vallende  onder  4;  en
          6.   de  hoofdpengoeloe.
               De  in  de  bedoelde  pranatan  staande  bepalingen  zijn:
           „Art.  2  (1).  Indien  verdachte  of  gedaagde  aan  één  Vorst verwant
           is,  is  de  zaak  onderworpen  aan  de  kennisneming  en  beslissing
          van  dezen.
               (2).  Indien  verdachte  of  gedaagde  aan  meer  dan  een  Vorst
          in  verschillende  graad  verwant  is,  is  de  zaak  onderworpen  aan
          de  kennisneming  en  beslissing van den  Vorst,  aan wien  verdachte
           of  gedaagde  in  den  naasten  graad  verwant  is.

                                                                      55
   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66