Page 63 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 63
Pangadilan Soerambi Mangkoenagaran, overeenkomstig het bij
pranatan van 13 Januari 1913 no. 2/Q opgenomen in R. 1920
no. 5 aangewezen materieel recht. Dit is hetzelfde materieel recht
als dat in Stbl. 1911 no. 569 bepaald.
Wat de competentieafbakening der twee Mangkoenagaranse
pangadilans betreft, deze ziet er als volgt uit:
De Pangadilan Pradata wordt belast met de kennisneming
en beslissing van zaken, waarbij straffen zijn bedreigd nl. misdrijf-
en overtredingszaken, zomede burgerlijke zaken.
De Pangadilan Soerambi neemt kennis van en beslist over
geschillen omtrent huwelijk, echtscheidingen en boedelscheidingen.
Opgemerkt zij hier, dat er in de Mangkoenagaran conform
deze pranatan geen onderscheid wordt gemaakt tussen bloedver
wanten-Islamieten en dito niet-lslamieten. Overeenkomstig deze
pranatan zou een Christen - bloedverwant voor geschillen om
trent huwelijk, echtscheidingen en boedelscheidingen eveneens
voor de Pangadilan Soerambi moeten verschijnen. Gezien de
positie van deze rechtbank is dit echter niet waarschijnlijk.
Van de beslissingen van de Pangadilan Soerambi zijn hoger
beroep toegelaten op de Pangadilan Pradata. Voor de vraag, hoe
de behandeling der zaken en de ten uitvoerlegging der vonnissen
geschieden moeten, wordt men naar de tot dusver gevolgde me
thode verwezen.
Hoe deze methode is, laten we curiositeitshalve hieronder
volgen. *)
28. De manier van behandeling in eersten aanleg bij de:
1. Soerambi.
Nadat de Pangadilan Soerambi mondeling of schriftelijk gea-
diëerd is door belanghebbende, onderzoekt deze of de gedaagde
een wajah (kleinzoon) dan wel poetra (zoon) is. Is dit het geval,
dan dient de Pangadilan Soerambi het introductief request van
eiser met de bewijsstukken erbij door te sturen naar de Parentah.
Deze biedt de stukken aan de regerende Vorst aan, die zijn
vergunning tot rechtsingang verleent dan wel weigert.
Is deze vergunning gegeven, dan gaan de stukken met die
vergunning via de Parentah weer terug naar de Pangadilan Soe-
') Voor de oudere manier zelf, leze men C. F. Winter, eerder reeds ge
noemd, in Tijdschrift voor Ned. Indië 1843 1 pag. 392, 395-399 en 479-
482.
57