Page 65 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 65

Voor  liet  in  rechte betrekken van poetra's,  wajah's en  hoge ambte­
          naren  met  de  rang  van  bopati  anom  en  daarboven is  vergunning
          van  den  Pangeran  Adipati  vereist,  althans  conform  de  bepaling
          van  de  „Siam  Djé"  van  het  Soenanaat,  dat  voor  de Mangkoena-
          garan  van  toepassing  werd  verklaard  bij  pranatan  van  Mangkoe-
          nagara  IV  ddo.  18  Redjeb,  Dal  1807  of  18 Juli 1878.
              De  tegenwoordige  practijk  is  echter  anders,  in  zoverre,  dat
          die  vergunning  slechts  vereist  is  voor  poetra's  en niet  meer voor
          de  andere  gedaagden, d. z.  wajah's  en  verder.
              Adieert  men de  Pradata bij  introductief request,  (wat gemaks­
          halve  altijd  geschiedt),  dan  wordt  een  afschrift  hiervan  ter  ken­
          nisneming  in  handen  van  de  gedaagde  gesteld  via  het  groeps-
          hoofd,  zo  gedaagde  rijksambtenaar  dan  wel  legioenair  is,  anders
          via  de  betrokken  wadana  satrija.  Gaat  gedaagde  met  de  inhoud
          van  de  eis  accoord,  dan  moet  dit  op  schrift  gesteld  worden  en
          door  gedaagde,  ondertekend.
              In  zulk  een  geval  behandelt  de  Pangadilan  Pradata  de  zaak
          op  de  stukken,  d.w.z.  zonder  de  tegenwoordigheid  van  partijen.
              Gaan  de  partijen  niet  met  elkaar  accoord,  is  dus  een  min­
          nelijke  schikking  als  boven  uitgesloten,  dan  roept  de  Pangadi­
          lan  Pradata  beide  partijen  ter  terechtzitting  op  en  wordt  de zaak
          dan  mondeling afgehandeld, overeenkomstig  het Inlands Reglement
          (de  artt.  126-136  oud).
              Opgemerkt  zij  hier,  dat  krachtens  de  pranatan  van  20  Sep­
          tember  1888  partijen,  voor  zover  geen  poetra  of  wajah, persoon­
          lijk  ter  terechtzitting  moeten  verschijnen.
               Van  verschijnen bij gemachtigde is er dus helemaal geen spra­
          ke. Aldus  nog  steeds  de practijk tot heden toe, ondanks het feit, dat
          die  pranatan  reeds  op  27  November  1889,  krachtens  de  Resi­
          dentsbeschikking  ddo.  18  November  1889  no.  5014/26  is  afge­
          schaft;  bij  deze  beschikking  werd  immers  bepaald,  dat  het  Inl.
          Regl.  (art.  126  oud-136 oud)  voorde  Mangkoenagaran  van  toe­
          passing  was,  waardoor  art.  130  oud,  dat  verschijnen  bij gemach­
          tigde  toestaat,  van  toepassing  moest  zijn.
               Nadat  het  vonnis  in  de  vereiste  vorm  is  gegoten  en  onder­
          tekend door  de  voorzitter,  djaksa, griffier  en  leden  van  de Panga­
          dilan  Pradata,  gaat  het  dan  naar  de  Pangeran  Adipati  toe,  die
          bij  goedkeuring  zijn  ambtsstempel  erop  drukt  en  het daarbij  be­
          horende  register  van  zijn  handtekening  voorziet.
               Daarna  dient men het vonnis ter goedkeuring door  de  Gouver-

                                                                      59
   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70