Page 70 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 70

31.  Behalve  de  boven  behandelde  zgn.  Verwantenrechtspraak
               hebben  we  in  en  van  de  Mangkoenagaran  natuurlijk  nog  de  ad­
               ministratieve  rechtspraak,  d.i.  de  beslissing  van  geschillen uit  het
               administratief  recht  voortspruitende,  of  een  administratieve  maat­
               regel  al  of  niet  terecht  is  genomen.
                   In  welke  gevallen  in  de  Mangkoenagaran  administratieve
              rechtspraak  mogelijk  en  geoorloofd  is,  lezen  we  in  de  volgende
               pranatans  van  dit  Zelfbestuur:
               Rijksblad  1938  No.  3  (art.  3 ,  V ) ,  R.  1918  No.  6  (art.  9 ,  11,
                                          S
                                                                       l
              17 ),  R.  1929  No. 19  (art.  10 Jen4 ,  11 3   5 >,  R. 1936  No.  5 (art. 7),
                 2
              R.  1933  No.  10  (art.  30 ,  40,  44>,  R.  1935  No.  9  (art.  18),  R.
                                      2
              1926  No.  4  (art.  5 ),  R.  1934  No.  5 (art.  15),  R.  1925  No.  11
                                 3
              (art.  70,  71,  72),  R.  1926  No.  16  (art.  3 ,  12*),  R.  1936  No.  4
                                                      H
              (art. V),  R.  1919  No.  15  (art.  3),  R. 1938  No.  4  (art. 4),  R.  1937
                           4
              No.  7  (art.  10 ),  R.  1932  No.  13 (art.  7, 8 ).
                                                      :!
                   In  de  gevallen,  dat  adm.  rechtspraak  mogelijk  is  (in  de  re­
              gel  aangaande  geldkwesties  en  het  verlenen  van  vergunningen)
              is  de  Regent-Patih  vaak  de  hoogste  rechter,  vide  boven  aange­
              haalde  pranatans  (R.  1938  No.  3 art.  3 , V,  R.  1918  No.  6  art.
                                                    6
              9\  11 ,  R.  1929  No.  19  art.  10   2e 4  3e 5
                                              " ,  11  " ,  R.  1936  No.  5 art.
                    1
              7  etc.),  soms  beslist  het  Hoofd  van  het  Mangkoenagarase  Huis
              zelf,  al  of  niet  in  overleg  met  het  Hoofd  van  Gewestelijk  be­
              stuur,  over  de  beroepen  kwesties  (verg.  b.v.  R.  1918  No.  6  art.
                                     3
              11,  R.  1926  No.  4  art.  5 ,  R.  1934  No.  5 art.  15,  R.  1919  No.
                                                                      3
                                             4
              15  art.  3,  R.  1937  No.  7  art.  10 ,  R.  1932  No.  13  art.  7,  8 ).
              32.  Het  petitierecht.
                  Als  vijfde  en  laatste  noodzakelijk  attribuut  voor  een  zelfre-
              gerende  gemeenschap  als  het  Mangkoenagarase  Rijk  hebben  we
              genoemd  het  petitierecht,  d.  i.  het  recht  om  zich  met  een  ver­
              zoek  in  anderer  werkzaamheid  te  mengen.
                  Heeft  het  Mangkoenagarase  Rijk  petitierecht?  Daar  niets
              zich  hiertegen  verzet,  beantwoorden  we  deze  vraag  bevestigend.
                  Na  bovengenoemde  vraag  bevestigend  te  hebben beantwoord
              moeten  we  kunnen  zeggen,  hoe  dat  recht  dan  gehanteerd  moet
              worden.  Vergissen  we  ons  niet,  dan  is  er  hierover  in  de  Volks­
              raad  het  een  en  ander  te  doen  geweest.  Helaas ontbreekt het ons
              aan  tijd  om  de  betrekkelijke  handelingen  te  raadplegen, zodat wij
              U  de  aldaar  ontvouwde  zienswijzen  over  dit  onderwerp  niet
              kunnen  aanbieden.  Wij  geloven  wel,  dat  het  petitierecht  der

              64
   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75