Page 74 - Het staatsrecht van het Mangkoenagarase Rijk
P. 74

1812  No.  38),  de  pandhuisdienst  (volgens  Stbl.  1917  No.  79  jo.
               Gb.  12  December  1917  No.  12),  en  de  telefoondienst  (Gb.  22
               Mei  1919  No.  25);
               onder  bijzonder  verband  gebracht:
               g.   de  mijnen  (krachtens  art.  23  van  het  Contract  ddo.  11  No­
               vember  1743),  de  koffie  (sedert  1  Januari  1901  opgeheven)  en
               het  zoutgewin  wat  de  uitvoer  betreft  (Procl.  29  Nov.  1813,  art.
               1  en  16;  en  Staatsblad  1882  No.  73  art.  4  alinea  2  jo.  R.  1920
               No.  2;  en  Stbl. 1913  No.  461  jo.  No.  462);
               geheel  verboden  zijn  alhier  verder:
               h.   de  uitoefening  van  de  souvereine  rechten  van  .muntslag
               (krachtens  art.  22  contract  ddo.  11  November  1743)  en  last  not
               least:
               i.   de  burgurlijke  en  strafrechtspraak  voor  niet-  's Vorstenver-
               wanten  (krachtens  Staatsblad  1903  No.  8  jo.  7).
                   Genoemde  onderwerpen  behoren  niet  meer  tot  de  bevoegd­
               heid  van  het  Zelfbestuur  en  ontsnappen  dus  eveneens  aan  's
               Rijkswerkkring  als  de  eerder  genoemde  belangen.

               30.  Ook  staan  de  zaken,  welke  ter  behartiging  aan de  krachtens
               de  Vorstenlandse  Waterschapsordonnantie  Stbl.  1920  No.  722  in
               het  leven  geroepen  waterschappen  (waterschap  „Bengawan"  en
               „Dengkeng")  toevertrouwd  zijn,  buiten  de  werkkring  van  het
               Mangkoenagaranse  Zelfbestuur,  behoudens  het  recht  van  dit  Rijk
               om  gekend  te  worden  inzake  het  oprichten  van  waterschappen
               (art.  1),  het  vaststellen  van  het  waterschapsreglement  (art.  2), de
               wijziging  of  opheffing  van  de  waterschappen  dan  wel  de  wijzi­
               ging  van  het  waterschapsreglement  (art.  3),  en  verder  inzake  de
               bepaling  van  de  werkkring  van de waterschappen (art. 10 - 13), de
               bepaling  van  de  bevoegdheden  van  de  waterschapsraad  en  het
               waterschapsbestuur  (art.  15,  18,  21  en  22).
                   Welke  zaken  tot  de  werkkring  van  een  waterschap  kunnen
               behoren,  lezen  we  in  de  artt.  10-13 van  eerder  genoemde  Vor­
               stenlandse  Waterschapsordonnantie,  n.1.
               a.   het  beheer  van  rivieren,  bronnen,  waterleidingen  en  werken
               tot  opstuwing,  kering,  verdeling,  afleiding  en  inlozing  van  water,
               zomede  van  die  tot  wering  van  water- en  zandvloeden, voorzover
               gelegen  binnen  het  gebied  van  het  betrokken  waterschap ;
               b.   het  beheer  van  andere  zaken  voorzover  dit  aan  het  betrok­
               ken  waterschap  is  opgedragen;

              68
   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79