Page 108 - !ROA2017-02
P. 108
Richtlijn Ontwerp Autosnelwegen 2017 | 27 november 2017
tabel 5.51. Toepassingen van gecombineerd horizontaal en verticaal alignement
situatie toepasbaarheid
horizontale horizontale horizontale horizontale horizontale horizontale
rechtstand rechtstand rechtstand boog boog boog
verticale bolle boog holle boog verticale bolle boog holle boog
rechtstand rechtstand
gestrekte vermijden bruikbaar vermijden goed goed goed
tracégedeelten (tenzij (tenzij (tenzij bruikbaar bruikbaar bruikbaar
dwangpunten) rijstrookbe- onderdoorgang) bij zeer
ëindiging) royale
bogen
gebogen vermijden bruikbaar vermijden bruikbaar goed goed
tracégedeelten (tenzij (tenzij bruikbaar bruikbaar
rijstrookbe- onderdoorgang)
ëindiging)
hoofdbanen bij vermijden vermijden vermijden bruikbaar bruikbaar goed
knooppunten en (tenzij bij zeer bruikbaar
aansluitingen parallax) royale bij royale
bogen horizontale
bogen
toe- en afritten bruikbaar bruikbaar bruikbaar vermijden goed goed
op bruikbaar bruikbaar
verbindingswegen bij royale
horizontale
bogen
ruimtelijke rechtstand
De ruimtelijke rechtstand is een rechte lijn in het horizontale alignement gecombineerd met een
rechte lijn zonder langshelling in het verticale alignement. De toepassing van een ruimtelijke
rechtstand dient beperkt te blijven tot de volgende situaties:
- een ruimtelijke rechtstand kan noodzakelijk zijn omdat er externe dwangpunten zijn
(bijvoorbeeld in de vorm van bundeling van infrastructuur);
- een ruimtelijke rechtstand kan gewenst zijn in complexe wegsituaties waarbij het gevaar van
parallax aanwezig is (bijvoorbeeld bij knooppunten en aansluitingen).
Ruimtelijke rechtstanden dienen niet langer te zijn dan voor de twee voorgaande doelen
noodzakelijk is, vanwege de volgende nadelen:
- bij toepassing over grote lengtes bestaat het gevaar van monotonie;
- als gevolg van de gefixeerde achtergrond en het staren in de verte kan de bestuurder sneller
vermoeid raken. Hij heeft minder mogelijkheden om zijn aandacht te richten. Hij zal ook een
langere prt nodig hebben;
- er is slecht zicht op verkeer stroomafwaarts, met name bij een lagere kwaliteit van de
afwikkeling. Dit beperkte zicht draagt bij aan een rijgedrag met veel (te) korte volgafstanden.
Stroomafwaarts gegeven waarschuwingen (remlichten) worden namelijk onvoldoende
waargenomen en daarom niet goed vertaald in (een correctie van) de volgafstand. Deze
situatie is te vergelijken met die bij mist of een nat wegdek, waarbij bestuurders dikwijls de
snelheden niet aanpassen, omdat zij potentieel gevaar niet voldoende onderkennen. Indien
een weg wordt ontworpen als een samenstel van flauwe horizontale en verticale bogen, is er
geregeld zicht op de voorrijdende verkeersstroom en de waarschuwingssignalen in die stroom.
Bestuurders van voertuigen in de stroom kunnen dan tijdig en meer beheerst reageren,
waardoor het verkeersbeeld rustiger en dus veiliger wordt;
Pagina 108 van 168